We waren door de Indiër die ons de vliegtickets verkocht verzekerd dat Aeroflot heel erg verbeterd is. Er is niets meer om je druk over te maken. Ze serveren niet meer van die aardappelen, maar gewoon rijst. Als we instappen zien we dat buiten een paar russen het vliegtuig helemaal vol zit met Israëliërs, en we weten zeker dat we de goedkoopste vlucht hebben.

Veilig en met ons buik vol met aardappelen en een eerste stuk vlees sinds weken landen we in Bangkok, Thailand.

We wisten helemaal niets over Thailand, dus ook niet wat ons te wachten stond. Thailand heeft nooit op ons verlanglijstje gestaan, maar we zaten met een luxe probleem; Waar gaan we de komende 10 weken naartoe. Het liefst waren we gelijk naar huis gereden, maar de moesson begint in India en Pakistan, Iran is 50 C en in het middenoosten 42C, niet de ideale omstandigheden voor een motorritje.

Als we Bangkok zien kijken we verbaasd rond en hebben last van onze eerste Culture shock. In onze reisgids hadden we gelezen dat Bangkok druk, vervuild, groot en lawaaierig is. Na acht maanden India en Nepal wanen we ons in een oase van rust, en moeten we wennen aan de georganiseerdheid en vinden het erg schoon en we genieten van de vele wats (tempels) die weer totaal anders zijn dan we tot nu toe hebben gezien. Een leuke boottocht door de khlongs (kanalen) van Bangkok en een prachtige Wat Phra Kaeo waar ze van dezelfde tempelwachters hebben als in de Efteling.

Als je hier oversteekt houden auto’s gas in, in plaats van extra gas te geven en rijdt iedereen netjes in hun baan. Arjan kijkt zijn ogen uit naar de sexy geklede Thaise vrouwen en Els zit in eerste instantie helemaal in elkaar gekrompen als ze in de bus tussen twee Thaise mannen zit, maar beseft al snel dat ze in Zuidoost Azië anders zijn dan de vieze gluiperige en grijpgrage Indiërs en ze kan weer ontspannen gaan zitten.

We komen er ook jammer genoeg achter dat Thailand niet meer het land van de glimlach is, maar dat er veel rondlopen met een gemene grijns en dollartekens in hun ogen. Leuk gezellig afdingen zit er niet altijd in, ze zijn snel beledigd en worden dan kwaad en zeggen dat je maar op moet rotten. ‘Stomme buitenlander, je bent rijk zat dus betaal gewoon wat ik vraag’. Gelukkig ontmoeten we, vooral buiten Bangkok, wel aardige Thaien.

We worden ook erg triest dat we in het land van de olifanten geen olifant zien. Ze worden tegenwoordig uit de steden geweerd en er hangen borden met een olifant en een streep er doorheen. Op het platte land, waar ze dan terecht komen, is er te weinig geld en eten voor de beesten waardoor er veel van de honger dood gaan.

Arjans ouders, Marry en Rinus, zijn ook in Thailand en gaan na hun rondreis samen met ons aan het strand uitrusten. Na 10 maanden ze niet gezien te hebben zoeken we ze gelijk op in hun hotel.

Ze hebben een heel mooi en luxe package-hotel en ze willen weten of wij in een soortgelijk hotel zitten, en we nemen ze meer naar de Ko-Sang-Road. De Ko-Sang-Road is de plek in Bangkok waar alle backpackers rondhangen. Iedereen zit er, maar niemand mag het leuk vinden van zichzelf. Iedereen komt in deze plek ook meerdere keren op hun reis, want het is het centrum van alle bestemmingen. Wij zitten in een van de vele hotels die kamers hebben waar net 2 bedden in passen, gescheiden door flinterdunne hardboard muren met aan het plafond muggengaas.

“Pattaya is a long goner…… Give Ko pha-ngan a miss…. Hat rin’s a long way past it sellby date….Ko Tao, that’s where it’s at” (The Beach, Alex Garland).

Er is een grote obsessie dat iedereen op een verlaten eiland wil zitten. Nieuwe eilanden worden ‘ontdekt’, de backpackers komen er, en na een tijdje gevolgd door de package toeristen, vervolgens wordt het eiland helemaal volgebouwd met hotels zodat het al zijn charme verliest en niemand er meer heen wil. De meeste zijn alweer opzoek naar het volgende ‘paradijs’. Dit gaat zo door dat de hele wereld een grote eenheidsworst is. Sommige gaan druk zoekend van strand naar strand om dat verlaten strand te vinden, met de illusie dat je verlaten stranden uit tips van anderen vindt of uit een reisginds haalt.

Wij gaan ook met de stoet mee, natuurlijk naar Ko Tao. Zes uur in een bus, 2 uur kotsmisselijk worden in een speedboot en we zijn eindelijk op het eiland waar jaren geleden “The Blue Lagoon” is opgenomen en op een eilandje dichtbij “The Beach” zich afspeelt. Ook dit eiland is volgens sommigen alweer te toeristisch en ze hebben het over andere eilanden zoals Ko Chang (waar wij na Cambodja naartoe gaan).

Wij ploffen neer, luieren en slapen een hoop en gaan na 2 jaar eindelijk weer te water met een paar flessen op ons rug. Er zijn mooie dingen onder water, maar we zijn erg verpest door wat we bij de Andaman eilanden hebben gezien. We zitten hier ook niet in het beste duikseizoen, dus we werken maar hard aan onze techniek, genieten van het duiken en Arjan gaat iedere dag z’n nek als we met de boot over de ruige zee naar de duikplekken gaan.

We komen half uitgerust in Pattaya aan waar we ook eens van het luxe gaan genieten. We nemen een kamer naast Marry en Rinus in het Grand Jomtien Palace Hotel. Zij hebben in de tussentijd heel Thailand gezien en hebben op een olifant gezeten. We voelen ons in het begin niet zo op onze plek als we helemaal vies van het reizen en met onze grote rugzak binnenkomen, maar we weten des te meer de drie zwembaden, grote kamer met airco, badkamer met ligbad, balkon, tv en ontbijtbuffet te waarderen en staan helemaal versteld dat ze de kamer IEDERE dag schoonmaken.

We hebben een heerlijke dag op een eilandje waar we bij het snorkelen een grote zeeslak zien en Arjan een zee-egels te dichtbij bekijkt (auw!!!), lopen wat in de buurt en gaan Pattaya bekijken.

Het straatbeeld wordt heel erg gedomineerd door oude westerse mannen en jonge Thaise meisjes, en bars en restaurants waar de meisjes massaal zitten te wachten, maar het is laagseizoen dus er zijn veel te weinig mannen.

Pattaya was de waar de Vietnam strijders hun verlofgeld uitgaven en in 30 jaar is het uitgegroeid tot het grootste bordeel van de wereld. Voor alle smaken is er wat, oude maar voornamelijk toch veel jonge meisjes en jongens, dik, dun, lang maar voornamelijk kort en wij gaan maar voor de travestieten naar het theater waar Arjan naar de borsten kan kijken, en Els naar de mannen.

Voetbal: (niet geschikt voor de emotionele types). De eerste wedstrijden missen we omdat geen Indiër dat vermoeiende spel interessant vind. Cricket is hun sport en dat is actief genoeg. Met z’n tweetjes en een Thai zien we midden in de nacht op een verlaten strand (dan wel) Frankrijk onderuit gaan tegen Nederland en midden in de drukte op de Ko Sang Road zitten we op een terras met ontelbare Nederlanders naar het grote scherm te kijken aan de overkant van de straat. Nu en dan rijdt er een tuc-tuc of taxi door ons beeld en vertellen we langslopende Duitsers en Engelsen wat de nieuwe stand is van Nederland- Joegoslavië. In Pattaya gaan we met z’n vieren naar het Camel Café, tijdelijk omgedoopt tot Oranje Café. Iedereen is in optimistische stemming, en de Thaien, die echt allemaal hier voetbalgek zijn, zijn allemaal voor Nederland. Tot grote schaamte van de anderen loopt Arjan de hele dag met z’n rood- wit- blauw- oranje opblaasbare molenhoed rond. We gaan vroeg het café in want we willen goede plekjes hebben en geen bitterbal missen. Het café is helemaal oranje en het zit vol Nederlanders met hun Thaise vriendinnetjes in hun zeer kleine oranje pakjes. Hier zitten niet de backpackers en we raken aan de praat met een Nederlander die we normaal nooit zouden ontmoeten. Thuis was hij er helemaal klaar voor, hij ging op weg om een wereldreis te maken en China en Tibet stonden beide op zijn lijstje met bestemmingen. Zijn eerste stop was Bangkok en van daar direct naar Pattaya, waar hij nu 4,5 maand zit en nooit meer weg wil. Hij “ontdekte” het Nederlandse café, liep tegen een leuke Thaise meid op en wil nu nog maar twee dingen; bier en Thaise meiden. De wedstrijd, daar praten we niet meer over, na 5 gemiste penalty’s vraagt iedereen om de rekening, Arjan laat verdrietig zijn hoed achter en iedereen probeert geheel anoniem weer in zijn hotel te komen.

Als we Marry en Rinus op de discobus naar het vliegveld hebben gezet, gaan we bij een reisbureau onze treintickets naar de noordelijkste grens met Laos en onze visa voor Laos en Cambodja ophalen. De volgende ochtend zou de trein vertrekken, maar het reisbureau had de data van de visa verwisseld dus het treinkaartje mochten ze houden en de volgende ochtend waren we op weg naar Cambodja. De reisgids was nog niet open geweest, maar we zien wel.

Galerij niet gevonden.