Jinnah staat op de muur achter ons, en Khomeini staat al op de muur voor ons te wachten en kijkt toe dat Els haar hoofddoekje goed vastmaakt, en geen vrouwelijke vormen meer laat zien. Op de laatste druppel benzine komen we in de stad Bam aan na weer zo’n 300 kilometer alleen maar woestijn. Na heel veel rijdagen is het weer eens tijd om een paar dagen uit te rusten in Akhbar’s guesthouse. Er hangt een leuke sfeer tussen de mensen die alleen in Iran op vakantie zijn, en degene die van het ene land naar het andere land hier gaan. Het is ook heel leuk om met Akhbar te praten die de schrijver Simon Dring al kende toen hij in de jaren 60 op weg was naar India en dat, en de reiswereld nu, beschrijft in zijn boek “On The Road Again”.

In Bam moeten we weer wennen aan een nieuw land met nieuwe regels, gewoontes en eten. We mogen niet meer ons duim omhoog steken omdat dat hier “Fuck you” betekent en ons dieet bestaat uit het populairste eten in Iran; hamburgers met frisdrank. De etiketten van de frisdrankflesjes moet je goed bestuderen welk merk het is, Fana en Asro-Cola lijken sprekend op hun naamgenoten, alleen de smaak is anders.

De toeristische attractie van de stad Bam is een oud fort dat alles weg heeft van een zandkasteel op Scheveningen, maar dan wat groter.

Iran is groot, erg groot. Meer dan twee keer zo groot als Turkije en het rijden schiet dan ook niet zo op. Lange saaie vlaktes moeten we over, nu en dan afgewisseld door een paar mooie kleurige bergen en een droogstaand zoutmeer. Wervelwinden gaan sierlijk door het landschap heen en met de woestijnwind van voren halen we de enorme snelheid van 60 km per uur. Na twee dagen komen we in Shiraz aan, waar we de volgende dag een verlenging voor ons visum moeten regelen. Via allerlei trucjes kun je vanuit je eigen land of vanuit Turkije een toeristenvisum voor 30 dagen krijgen, maar vanaf India of Pakistan moet je het doen met een transitvisum van 5 of 7 dagen. Na 5 volle dagen rijden en 2 dagen rust in Bam staan we voor de man die visa verlengt en geniet van zijn macht. Na meerdere keren uitgelegd te hebben dat we niet sneller kunnen en dat we graag 21 dagen extra willen, slepen we 10 dagen verlenging in de wacht. De meeste mensen krijgen maar 5 dagen op een Nieuw-Zeelandse na die met haar vrouwelijke huiltruc er 14 dagen weet uit te slepen.

Door deze tijdsdruk gaan we de volgende dag alweer verder. We gaan langs de mannen met baarden in Persepolis op weg naar Esfahan. Dat halen we niet in 1 dag, want de motor begint opeens te zwabberen en we hebben weer een lekke band. Een aardige vrachtwagenchauffeur en een brommerrijder helpen ons fanatiek als we het wiel uit de motor hebben gehaald. Iedere keer als ze de buitenband er weer met een bandenlichter erom willen zetten, prikken ze de binnenband lek en moeten we weer overnieuw beginnen. We halen toch nog het eerst volgende dorp waar we nog net voor sluiting bij een monteur komen die een te kleine nood binnenband erin zet zonder die lek te prikken. De brommerrijder is de hele tijd bezorgd bij ons gebleven en we begrijpen dat we hem moeten volgen naar zijn dorp. Akhbar zijn vrouw heeft zalig Iranees gekookt en de hele familie komt kijken naar de twee westerlingen. Niemand spreekt een woord Engels en na iedere keer als en een nieuw iemand binnenkomt weer onze foto’s van Arjan en Els schaatsend bij de molens te hebben laten zien, mogen we eindelijk slapen. Nadat Els de volgende dag bij alle buren langs moet en wordt volgestopt met soep eten en thee, kunnen we om drie uur wegkomen om in het donker in Esfahan aan te komen.

Esfahan is waarschijnlijk de mooiste stad in Iran en we willen hier zo lang mogelijk blijven. De stad heeft mooie bruggen, schitterende blauwe moskeeën, die grenzen aan misschien wel het mooiste plein op aarde. In een prachtig rommelig theehuis gaan we als fanatieke niet rokers ons aan een waterpijp wagen.

Door de hele stad hangen spandoeken in het farsi, maar 1 kunnen we lezen: “down with USA”. Er wordt opgeroepen om mee te doen aan een anti Israël en anti Amerika demonstratie op het grote Khomeini plein. In deze miljoenenstad hebben ze het plein maar met een paar duizend mensen weten te vullen, de meeste zijn militairen of studenten die hier verplicht naar toe moeten. We verwachten een groot spektakel maar het verbranden van de Amerikaanse vlag blijft uit en er worden alleen wat leuzen geroepen. Ieder jaar is de gemiddelde opkomst minder, want het kan de gemiddelde Iranees niet schelen wat er in Israël gebeurt. Deze demonstraties horen helemaal bij het grote internationale politieke spel en met Israël zijn er punten te verdienen. Iran is ook tegen de Afghaanse Taliban, maar daar wordt verder geen moeite voor gedaan.

Het anti-Amerika gevoel leeft niet zo erg meer, hoewel Amerika diepe wonden heeft achtergelaten in deze samenleving als bondgenoot van Irak in de Iran- Irak oorlog. De gevolgen van deze 8 jaar durende oorlog liggen op de grote begraafplaatsen die je bij iedere stad ziet. In Esfahan worden we door een vrouw langs de graven geleid. Ze wijst naar een paar graven en zegt: “brother, brother, brother, brother, brother”. Vijf van haar broers liggen hier begraven, nog wat neven en ooms en ze wordt stil als we bij het graf van haar man aankomen. Op een achtergrond horen we een oude vrouw hard huilen bij het graf van haar zonen.

Als we 160 km van Esfahan verwijdert zijn begint het achterwiel opeens te zwabberen. Dit keer geen lekke band maar kapotte lagers. Na een tijdje wachten krijgen we een lift van weer een Akhbar terug naar Esfahan. We zijn gelijk zijn gast. Hij koopt eten voor ons en we bezoeken de koekjesfabriek waar hij werkt en verlaten die natuurlijk niet zonder een doos koekjes. Bij de monteur mogen we niet betalen en we moeten mee naar zijn huis in het centrum van Esfahan. Hij woont in een moderne flat en als we binnenkomen loopt zijn vrouw rond zonder hoofddoekje en maakt ook geen aanstalten zich te bedekken. Els trekt ook meteen die doek van haar hoofd. Dit huishouden is niet zo’n fan van de geestelijk leiders en verlangt terug naar de tijd van de sjah. Els krijgt steeds meer hekel aan het bedekt zijn, zelf als ze in een hotel ’s nachts naar de wc moet, moet dat doekje op en echt veel zin heeft het niet, je ziet toch wel wie een mooie vrouw is en wie niet.

Akhbar laat al zijn speeltjes zien, Michael Jackson klinkt uit de stereotoren en even later zelfs Metallica en we kijken naar de film the Mask op VCD. Op de zwarte markt is alles te verkrijgen, muziek, films en ook komt later een limonade fles alcohol tevoorschijn. Om dit alles binnenshuis te houden zit er een rand met mat glas langs het balkon en het woonkamerraam. Onwennig kijken we als een schaars geklede vrouw in het beeld verschijnt, we zijn te lang weg uit Nederland en voor Arjan is het maar goed dat we in de winter terugkomen, dan kan hij weer even wennen.

Akhbar heeft een dochter van 15 en 1 van 11. De oudste heeft al vier jaar Engelse les en als ze na een kwartier opkijkt van haar schoolboek komt er niets. Het niveau Engels is erg laag. De meisjes gaan in tegenstelling tot Pakistan wel naar school en niemand komt voor hun 30ste aan Akhbar zijn dochters. Ze moeten gaan studeren en werken. 60 % van de mensen op de universiteit is nu vrouw en je ziet de vrouwen overal op straat en in kantoren en winkels. Als we de volgende dag met de familie naar buiten gaan wordt er door de jongste alleen een sjaal over het hoofd getrokken, dat is voldoende. Van stad tot stad is het verschillend hoe de vrouwen er bij lopen. Akhbar zegt dat Teheran wel erg modern is en wijst met zijn hand nar zijn bovenbeen om te vertellen hoe de dames er daar bijlopen. Arjan denkt meteen dat ze daar in minirokjes lopen, maar Els corrigeert en zegt dat het over een korte jas gaat.

De gastvrijheid is in Iran wel heel erg groot, in Pakistan krijg je gewoon wat je nodig hebt en hier wordt je de hele dag volgepropt en als je na een berg eten je bordje niet leegeet krijg je vragen de blikken: is het eten niet goed??? Het kost ook weer een tijd om bij deze familie weg te komen, ze houden je het liefst een paar weken en wij zijn moe van het met handen en voeten communiceren en willen lekker naar een hotel.

Bij onze tweede poging Esfahan te verlaten, zijn we blij als we verder zijn dan de eerste keer. Het wiel begint echter weer te zwabberen, maar deze keer is het maar een lekke band en we kennen nu een truc om de band te verwisselen zonder deze lek te prikken.

In Qom komen we in een hotel vol met Pakistaanse pelgrims terecht en wij vallen niet op omdat wij Pakistaanse kleren dragen. We komen op deze manier ook het mausoleum van Fatima binnen, wat normaal niet toegankelijk is voor ons heidenen. Er wordt nog wel gevraagd of we moslim zijn en Arjan knikt rustig.

Een paar monteurs en een paar dagen verder rijden zijn we in Turkije. Het wordt bergachtig en de bomen zijn prachtig in hun herfstkleuren. We hebben al onze kleren aan want het is stervenskoud in Iran. Als het ook nog een dag regent, hebben we er helemaal geen zin meer in en belanden na 140 km rijden in een luxe hotel, waar we de rest van de dag lekker warm douchen.

We zijn nu net 40 km in Turkije en kijken uit op de berg Ararat. Er moet hier ergens een bootje liggen, maar we hebben hem nog niet gezien. We rusten uit van drie zware weken Iran, er is nu geen haast meer, we mogen 3 maanden in Turkije blijven.

Galerij niet gevonden.