De kilometerbordjes aan de zijkant van het spoor geven niet meer de afstand vanaf Moskou aan, maar er wordt afgeteld tot Beijing, nog 842 kilometer.
De eerste stad die we in China aandoen is Datong. Op de rand van het oude Chinese rijk zien we veel reststukken van wachttorens en stukjes muur. Een stuk verder staan de gerestaureerde stukken van de enorme Chinese muur. Net buiten Mongolië, was dit de muur om de mongolen buiten te houden, want dat waren de barbaren, net als vroeger en nu iedere buitenlander.
Een beetje onwennig lopen we naar een restaurant. We proberen de woorden uit te spreken, chai, chaii, chaai, chhai, chài, chái, châi, chãi, chaäi, chaåi, chaì, chaí, chaî, chaï, maar ze staan ons stomverbaasd aan te kijken en het lukt ons maar niet om gewoon thee te bestellen. Chinees is echt onmogelijk om uit te spreken, en niemand spreekt hier een andere taal dan chinees. We hebben gelukkig vertaalboekjes bij ons waar ook de karakters instaan. De karakters aanwijzen, of in je hand tekenen zijn de enige manieren om dat kopje thee, of wat anders te krijgen. En als ze je nog steeds niet begrijpen moet je geduldig en vriendelijk blijven. Vriendelijk blijven is soms erg moeilijk als thee het enige is dat ze verkopen. Het eten is echt fantastisch in China. Dumplings, zoetzuur varken, kip met nootjes, mie soep, rijst, en wat ze allemaal met een aubergine kunnen is ongelooflijk. Het ontbijt is alleen iedere dag een probleem. Op de nuchtere maag gaat er bij Els echt geen kleffe vette bapao in, en terwijl zij ’s ochtends op cakejes leeft, zit Arjan aan de mie soep. We hebben in Nederland al veel geoefend om met stokjes te eten, en we worden door niemand uitgelachen als we aan het eten zijn. Wel kregen we commentaar hoe we de beroemde Peking eend opaten. In een gespecialiseerd restaurant, waar natuurlijk alleen chinezen zaten en niemand Engels sprak, bestellen we de zeer dure eend. Eerst moesten we nog bijgerechten in een koelkast uitzoeken, die daar rauw lagen en in de keuken nog even klaar gemaakt worden. Na een poosje wachten kwam een kok aan de tafel met de eend, de kop er nog aan. Die werd er afgebroken en de eend werd in mootjes gehakt. Volgens een Chinees, die na een tijd ons aangegaapt te hebben eindelijk zijn paar woorden Engels durfde uit te spreken, deden we alles verkeerd. Wij hebben gewoon lekker zitten eten, zonder ons druk te maken over enige protocol.
Hoe klein het plaatsje ook is, een miljoen, twee miljoen mensen, ze hebben de mooiste dingen staan. Het land is zo rijk aan kunstschatten. Wat niet in een museum past zijn de Boeddhabeelden in de Jungang grotten. De Boeddha’s met de grote oren, zoals ze hier bekend zijn, zijn soms 20 meter hoog. De dikke lachende boeddha zie je hier niet zoveel, het is voornamelijk de historische Boeddha.
De hoofdstad van dit Chinezen land heeft de zeer toepasselijke naam ‘noordelijke hoofdstad’ oftewel Beijing. Het is bloedheet in Beijing, en na onze eerste kennismaking met de ‘prickly heat’ zorgen we dat we een stapje terug nemen en storten we neer in een van de vele enorme parken. Bezaaid met honderden jaren oude bomen lopen we in de schaduw naar de tempels die ook in de parken staan.
De verboden stad is echt een gigantisch complex waar de keizers vroeger in leefden en bijna niet buiten kwamen. Eindeloze gangen met daarnaast mooie gebouwen met gele daken met draken. Vooral nu in de warme zomer snappen we dat de voorkeur in de zomer uitging om in het zomerpaleis te verblijven. Mooie vijvers en tempels op kunstmatige heuvels en alles kleinschaliger maken deze plek veel intiemer.
Op de muur van de verboden stad staat nog steeds een afbeelding van de grote roerganger Mao Tse-tung. Aan de andere kant van het plein van de hemelse vrede, het grootste plein op aarde, ligt de oude voorzitter en gruwelijk macht lustige dictator. Mao bezoeken is een totaal andere ervaring dan ons bezoek aan Lenin in Moskou. Bij Lenin was het binnen doodstil met een perfecte duistere verlichting, er heerste echt een eerbiedige sfeer. Nadat we achter in de rij voor Mao waren aangesloten, kwamen we stapje voor stapje dichter bij de ingang. Nu en dan rent iemand heen en weer, er wordt voorgedrongen, en niemand kan rustig naast elkaar lopen. De bewakers zetten iedereen op een bepaald stukje aan het lopen. De rij mag niet onderbroken worden, en ergens is een gaatje gevallen dat continu moet worden opgevuld. Eenmaal binnen kunnen de Chinezen nog steeds hun mond niet houden. Bij het fel verlichte rustbed van Mao was er niets van een respectvolle sfeer te bemerken. Het lichaam zag er erg nep uit. Het kleedje dat over zijn benen lag gaat wel erg snel naar beneden, waarschijnlijk zijn Mao’s benen in de renovatie. Het toppunt van de attractie moest dan nog komen, de Mao souvenir stalletjes zitten op de dagtochtmensen te wachten in de kamer achter de ‘Vader, Moeder, Minnaar en Minnares in Een’. Naast het rode boekje waren hier de Mao-aanstekers, Mao-pennen, Mao-klokken, Mao-plaatjes en stickers en alles wat een goed communist in huis wilt halen te koop. Mao is ook het teken van de vernieuwing, de vooruitgang, en de grote held die de chinezen in een perfecte economisch draaiende communistische maatschappij heeft gebracht. Door een perfect draaiende propaganda machine, en controle van de communistische partij in alle lagen van de bevolking durft niemand iets negatiefs te zeggen over Mao Tse-tung. Vele ‘5 jaren plannen’, ‘1000 bloemen’ campagne, ‘Grote sprong voorwaarts’ en zijn meesterwerk de ‘Culturele revolutie’ worden allemaal verzwegen, en omdat een miljard mensen gehersenspoeld zijn met het idee dat Mao goed is, wordt hij nog voor alles gebruikt waar de steun van het volk voor nodig is. 70% goed en 30% slecht zijn de officiële cijfers van het CITS, de Chinese VVV, die 30% staan dan wel voor de tientallen miljoenen mensen die onder Mao’s wandaden de dood hebben gevonden.
Aan een zijkant van het ‘Plein van de hemelse vrede’ staat naast het zeer mooie nationale museum, en het heel interessante museum van propaganda, oftewel het China’s geschiedenis van de revolutie museum. Gelukkig was het museum open toen wij er waren, want de geschiedenis moet regelmatig herschreven worden. Er zijn hele grote tegenstellingen tussen de arme en de rijke chinezen, de kans hebbende en de kansloze Chinese. Er is slechts een die bepaalt in welke groep iemand terecht komt, de communistische partij.
Vanaf Beijing gaan we verder met de trein naar Tai’an, waar de heilige berg Tai’shan ligt. Om half vier ’s nachts worden we door de conductrice gewekt, en om vier uur staan we in een uitgestorven stad. Door een taxi laten we ons naar een hotel aan de voet van de berg brengen. Alle deuren waren open, alleen was er niemand. Toen maar in de lobby gaan zitten tot er iemand kwam. Dit gebeurde een uur later toen een paar chinezen wilden uitchecken. Wij wilden dus inchecken maar de meneer was zo slaperig dat hij ons niet duidelijk kon of wilde maken wat een kamer kostte. Volledig werden we genegeerd, en na een poosje zijn we dan maar weer opgestapt. Met een taxi naar een ander hotel, waar ze ons ook niet zo snapten. Toen ze eindelijk begrepen dat we eerst de kamer wilden zien, werden we maar doorgestuurd naar een derde hotel. Gelukkig wilde ze ons daar wel hebben, en om 7 uur waren we eindelijk onder dak, nog geen 100 meter van het treinstation vandaan. Niet ieder hotel mag buitenlanders een kamer aanbieden, dit kun je alleen niet van de buitenkant zien.
Zes duizend traptreden naar boven en Zes duizend traptreden neer. Els had echt een hoofd als een tomaat. Sommige actieve Chinezen hadden medelijden met haar, en van een afdalende Chinese kreeg ze een wandelstok. Boven aangekomen komen we dezelfde vrouw tegen, ze zag het niet meer zitten en heeft net als de meesten toch maar voor de kabelbaan gekozen. Na 5 uur ploeteren komen we toch eindelijk bovenaan, en toen moesten we nog naar beneden, wat ook erg zwaar was. Gelukkig weer beneden konden we bijna geen stap meer verzetten van de spierpijn. Arjan heeft de komende twee dagen een heel vreemd spastisch loopje, de spieren hadden niet de kracht meer om rechtop te staan.
De vorige treinkaartjes waren allemaal door anderen geregeld, het wordt nu maar eens tijd om zelf een kaartje te kopen. Hoe moeilijk kan dat nou zijn? Onze volgende bestemming is Luoyang. Bij ons eerste bezoek aan het treinstation proberen we er achter te komen welke trein met welk nummer naar Luoyang gaat, en wanneer. Na een uur dit uitgezocht te hebben proberen we nog een kaartje te krijgen. “Meio”, nog een keer vragen “Meio”, en bij een andere balie kunnen ze ons vertellen dat we het morgen om tien uur weer kunnen proberen. Uit de vertaalboekjes halen we de karakters die we nodig hebben, van Tai’an naar Luoyang, datum: 04-09-1999, treinnummer: 515, 2e klasse, 2 midden bedden en 1 bovenbed. Er is steeds meer mogelijkheid voor de chinezen om te gaan reizen, en we sluiten aan in de lange rij. Er word voorgedrongen, maar als Els en Truusje de rij helemaal onder controle hebben zijn we zo aan de beurt. Arjan geeft het briefje, er word een snelle blik op geworden en we krijgen zonder verdere uitleg te horen .. “Meio!”, Oftewel ‘hebben dat niet’, een vrijere vertaling is ‘rot op barbaar’. Wat meio? Meio datum, meio treinnummer, meio personen, meio ligplaatsen, we willen wel wat meer weten dan meio. Het meisje achter het loket negeert ons en probeert de man achter ons te helpen, maar wij zijn niet van plan om nog weg te gaan zonder treinkaartjes. Onze blokkade is perfect, en al snel geeft ze het negeren op. Er is opeens iemand die een paar woorden Engels spreekt. Alle gegevens waren goed op ons briefje, ze hebben alleen nog maar eerste klas kaartjes, geen punt en we krijgen een reserveringsbriefje. Hèhè we hebben kaartjes, tot grote opluchting van de rij achter ons. We worden weer een andere rij ingestuurd, we betalen en onze treinkaartjes komen uit de printer rollen. Je begrijpt dat we meestal onze kaartjes dor het hotel laten regelen.
Vanaf Luoyang gaan we gelijk door met een bus naar Shao-lin. Al eeuwen lang is dit het centrum van de kungfu, waar de meeste andere vechtsporten vanaf zijn geleid. De monniken bedachten in het klooster hier een techniek zodat ze niet meer overvallen zouden worden op hun tochten door de bossen. Het klooster waar dit allemaal gebeurde is niet zo boeiend, veel slapende in plaats van vechtende monniken en een tempel zoals ze er zoveel hebben in China. Wat wel erg gaaf is zijn de velen kungfu scholen waar kinderen van 6 tot 16 kungfu leerden, echt heel pittig. Keihard trainen ze, maar het is hen niet meer te doen om de filosofische kant van het kungfu, ze hebben allemaal de droom om een beroemd acteur te worden is de immens populaire kungfu films. Met zo’n 20 kinderen slapen ze in 1 hok. Uren per dag wordt er zeer gedisciplineerd getraind de keihard. 500 sprongen en trappen, sprintjes, en weer een serie van 100 low-kicks, 100 high-kicks en weer een sprintje. Op sommige gezichten zie je de tranen ontstaan, zo zwaar is het, maar toch moeten ze doorgaan. Als de trainingen afgelopen zijn, wordt er massaal even snel mie gegeten, en dan komen de zwaarden en messen tevoorschijn. Onderling word weer fanatiek gespard, want er is alleen plaats in de filmindustrie voor de allerbeste, en iedereen wil dat zijn. Als het donker wordt komen duizenden kinderen bij elkaar op het plein onder ons hotel. Er is een feestje te vieren, en speciaal hiervoor is er een filmvoorstelling, en iedereen droomt weg bij de beelden van Bruce Lee.
Een van de grote clichés als je aan China denkt is fietsen. Weer in Luoyang huren we een fiets en gaan naar de 16 kilometer verder gelegen Longmen grotten met boeddha beelden. Het is nog steeds een ondraaglijke 35 graden, en totaal bezweet zien we weer zeer mooie grote Boeddha’s, even eten en dan weer terug. Na een zalige maaltijd wordt ons de rekening voorgelegd, 168 yuan, waar we normaal niet meer dan 40 yuan voor betalen. De dochter wordt naar voren geschoven, en die moet de toeristen maar even afzetten. Met tranen in haar ogen houdt ze vol dat het echt 168 yuan is, maar wij weigeren te betalen. In Beijing zouden we hier 40 yuan voor betalen, “But this is not Beijing, THIS IS LUOYANG”. We betalen uiteindelijk 60 yuan en we zijn weer op ons nummer gezet, vraag in China altijd hoeveel iets kost.
Xi’an is de plek met het beroemde terracotta leger. Veel levensechte terracotta beelden die na bijna 2000 jaar weer waren teruggevonden, en in een zeer goede staat verkeerden. Ieder beeld heeft een ander gezicht, en tezamen vormen ze een groot leger. Dit is de eerste plek waar we weer andere toeristen zien, en heel veel. Natuurlijk zijn er een hoop Chinese toeristen, maar ook is dit vaste kost voor de groepsreizen.
Van Xi’an gaan we weer met de trein verder naar Yichang. 18 uur zitten we in een ruimte naast een incontinente en demente oma die door de familie bij ons wordt gedumpt. Zelf zijn ze een stukje verder gaan zitten om uit de stank te blijven. We waren blij dat we weer uit de trein konden en de frisse lucht van de industrie stad Yichang konden inademen.
In Yichang is niets bijzonders te doen, maar het is vlak voor het mooiste stukje over de Yangze rivier. Vlakbij is de beroemde dam die in aanbouw is. Met een lijnboot gaan we de Yangze op, langs de dam op weg naar het westen. De grootte van de dam viel een beetje tegen, maar de gevolgen van deze dam zijn wel heel erg groot. Als de dam in 2008 af is moeten er een paar miljoen mensen verhuizen. De steden die we de komende 550 kilometer vanaf de boot zullen zien, zullen ver onder water liggen in een immens groot stuwmeer. Ook de beroemde ’three gorges’ zullen ook verdwijnen, samen met duizenden jaren geschiedenis en kunstschatten.
Het is een zeer ontspannen boottocht. Twee dagen en twee nachten lekker luieren op een boot en het landschap steeds mooier zien worden naar een subtropisch klimaat. Buiten luieren en eten word houden de mensen zich bezig met karaoke en mahjong. Mahjong is naast het Chinese schaken het straatbeeld in China. Het is een soort kaartspel dat gespeeld word met dikke stenen. Het is een ware verslaving, en alhoewel gokken officieel verboden is in China, worden grote vermogens verspeeld met dit spel. Winkels lijken van een afstand druk, maar dat komt omdat iedereen naar het spel zit te kijken, en het werk ligt stil. De mensen zijn bezig hoe ze hun spel kunnen verbeteren, en denken niet meer aan de problemen van alledag.
In Leshan waren we zeer onder de indruk van de grootste boeddha ter wereld, 71 meter hoog in de rots uitgehouwen. Al meer dan 1000 jaar staat hij over een rivierknooppunt uit te kijken. Eerst varen we er met een bootje langs, en langs verschillende tempeltjes komen we eindelijk bij zijn hoofd aan. Via een kleine glibberige pad kan lopen we weer naar beneden om bij de 8 meter lange tenen te staan en dan naar boven kijken. Sommige Chinezen staan op de foto met de boeddha alsof ze zijn oor of neus vasthebben. De meeste Chinezen staan in een groepje voor een paar Chinese karakters, zonder verder aandacht te hebben voor de Boeddha. De Chinezen zijn gek op het geschreven woord, het optekenen van de karakters is hier een kunstvorm. Sommige teksten staan ook in het Engels vertaald, maar hebben helemaal geen diepere betekenis. “This Buddha almost reaches perfection.”, “The restoration of this site proves the chinese people love their cultural heritage.”
Mr. Yang is hoofd van een groepje mensen die elkaar inlichten als er weer wat toeristen hun kant uitkomen. Hij was al op de hoogte vanaf het moment dat wij Leshan binnenkwamen, en al snel had hij ons zover dat we een toertje naar een dorp met hem gaan maken. Het kleine Chinese dorpje bestaat nog steeds uit 20.000 mensen, en heeft niet echt veel weg van een dorp. Hij weet wel de weg en we gaan langs een soort tuincentrum, een schooltje, een mie fabriek, het zijn niet echt de dingen waar we zelf terecht zouden komen. We krijgen ook al een lijstje waar we voor de rest naartoe moeten gaan, met de namen van zijn vriendjes. In de bus naar Emeishan zit dan ook Richard naast ons, die wel met ons mee zou rijden. Wie gaat dat betalen? Hij betaalt voor zichzelf had Mr. Yang gezegd. Oké dat gaan wij dus uiteindelijk betalen aan duurdere hotelkosten en duurder eten. Hij vraagt hoe laat we de berg bij Emeishan willen gaan beklimmen, 3 uur ’s nachts zeggen wij, en we hebben hem nooit meer teruggezien.
Deze berg is 3100 meter hoog en bestaat net zoals Tai-shan alleen maar uit treden. We beginnen met z’n drieën, maar na een tijdje blijkt de beklimming voor Truusje toch te zwaar. Zij is verder gegaan met de bus en kabelbaan. De meeste mensen doen het op die manier om alleen van de top te genieten. Wij hebben tijdens de beklimming van een ander mooie uitzicht genoten. Omdat het weer wat minder is geworden en de berg toch wel flink hoog is hebben we tijdens de twee dagen beklimming alleen maar wit gezien. Als het helder zou zijn zou het echt heel erg fantastisch zijn geweest, nu was het toch vooral heel erg afzien en genieten voor zover we zicht hadden. Op de berg kan je in de boeddhistische kloosters overnachten, waar wij heel erg van genoten. De hotels in China zijn groot en lelijk en voldoen aan de standaard die volgens ons centraal is vastgelegd. Hier zit je tussen de bedevaarders en monniken in kleine kamertjes in het klooster. ’s Ochtends wordt je gewekt door de bellen en trommels van het bidden. Als we na de top weer heel veel lager lopen zijn we weer uit de mist, en komen we in de hele kleine dorpjes die bestaan uit een klooster, een paar huisjes en een kip.
Chengdu zou onze laatste stad in China worden. Tot nu toe was het plan om vanaf Chengdu verder naar zuid China te gaan. Els kreeg midden in de nacht alleen een helder idee. We willen veel liever wat langer in Tibet blijven. Dit zou meer rust in de reis brengen. Er is nog zo veel in zuid China te zien, en dat zien we dan wel weer een andere keer op ons gemak. Tibet is een van de lang gekoesterde dromen en nu dat we zo dicht bij zijn, willen we ook gelijk er naartoe. Die nacht hebben we maar weinig geslapen. We maken nieuwe plannen, en moeten dit morgen tegen Truusje zeggen. We reizen nu 2 maanden samen met Truusje. Het is allemaal best goed gegaan, maar allen vinden we het eigenlijk nu ook wel lang zat. Een vriendin van Truusje komt over een paar dagen op het vliegveld van Chengdu aan en dan gaan ze samen verder door zuid China, naar Hongkong en verder naar Canada.
We hebben tot nu toe nog niet gevlogen, en zouden eigenlijk onze hele reis over land willen doen. Maar we staan nu voor de keuze. Een week lang van de ene trein naar de andere haasten, en aan het einde nog een 48 uur durende busrit, of anderhalf uur in een vliegtuig zitten, voor praktisch hetzelfde geld. De vliegtickets naar Lhasa (Tibet) zijn voor buitenlanders heel erg duur, omdat het in handen in van een grote organisatie die heel erg veel lijkt op de maffia, namelijk de communistische partij. Ze maken tickets heel erg duur omdat ze liever niet hebben dat mensen zelf gaan kijken hoe gelukkig de minderheden zijn onder het bewind van de communistische partij. En je kan er alleen maar met een groep naartoe. Als je er eenmaal bent dan loop je van de groep weg, annuleer je de terugreis, en alles is weer oké. We zijn natuurlijk niet zomaar in een groep te stoppen, en we vragen bij verschillende instanties of we echt niet met een goedkoop ticket naar Lhasa kunnen. We hebben alleen maar een uitnodiging nodig van het toeristenbureau van Tibet. Oké, we gaan wel met de groep want we willen nog dit jaar.
Els laat haar haar gewoon doorgroeien, maar voor Arjan is het weer eens tijd om naar de kapper te gaan. Knippen en scheren graag. De kapster kijkt een beetje zenuwachtig, maar gaat snel en grondig aan de slag. Met een tondeuse word eerst het hoofdhaar op een paar millimeter gebracht, en dan komt het mes tevoorschijn. Arjan is niet een heel behaard persoon, maar voor de gemiddelde chinees, ziet z’n huid eruit als dat van een aap. Niet alleen de baard word weggehaald, maar ook het haar op Arjan zijn oren moet geschoren worden. Nog steeds vind de kapster hem niet glad genoeg, en ook het voorhoofd, neus en oogleden worden haar vrij gemaakt. Geheel glad is Arjan klaar voor een feestje.
We hadden ons al een tijdje verheugd om in China te zijn tijdens de viering van de 50ste verjaardag van de volksrepubliek China. We kunnen er alleen niet achterkomen wat de festiviteiten zullen zijn. Al snel komen we er achter dat het volk niet is uitgenodigd voor dit feestje, alleen de excellente mensen. Wij als excellente toeristen kunnen ook alleen maar van het feest genieten zoals alle andere Chinezen. De straten zijn afgesloten, en wij mogen ons hotel niet uit en kijken naar de televisie. Als je in China rondreist heb je het gevoel dat het een gewoon land is waar van alles kan en mag. Iedereen heeft het economisch vrij goed, en van alles is te koop. Nu ondervinden we zelf dat deze economische voordelen niet samen gaan met vrijheden. Er hangt een gespannen sfeer in het land, en de meeste mensen blijven braaf in huis. Niemand wil op het verkeerde moment op de verkeerde plek zijn. Vanaf het dak van het hotel moeten wij, excellente toeristen, tussen het gepeupel van het vuurwerk genieten. Alle kranten staan vol met verhalen over de 50ste verjaardag van de volksrepubliek. Een boer heeft twee maanden gelopen om in zijn hoofdstad te zijn om de verjaardag te vieren, zou hij uitgenodigd zijn? Zou hij echt bestaan? Alle zenders op televisie zenden ook alleen maar stukjes over de feestvieringen uit. De parade in Beijing wordt duizenden keren herhaald, en er zijn documentaires over de grote leiders van China. Mao leidt zijn mensen na een wandeltocht naar de vrijheid in de communistische heilstaat. En dan is er opeens Deng Xiaoping. Er is een gat van 1948 tot 1972 waar blijkbaar niets over te vertellen valt. Alle festiviteiten die georganiseerd worden ter ere van ’50 jaar bla-bla-bla’ zijn alleen opgezet voor de mooie televisiebeelden die als propagandamiddel dienen. Het volk viert feest de volgende dag zijn eigen feestje in de parken. Iedereen heeft 7 dagen vakantie wat zij als hele lange vakantie zien.
Bij het afhalen van onze post restante brieven in Chengdu zochten we een plekje om ze te lezen. Geheel toevallig lopen we een soort Amerikaans warenhuis binnen met een schaatsbaan in het midden. Na wat rondlopen vinden we op de derde etage is een authentiek theehuis. Als je naar binnen kijkt waan je jezelf in een oud theehuis midden in een park. Draai je jezelf om, dan zie je het China van vandaag, schaatsende mensen en veel commercie. Tijdens het lezen van de brieven eten we allerlei lekkere Chinese snacks en drinken we natuurlijk thee. Ons toetje bestaat uit een Sichuan opera die ze daar ook opvoeren. Deze opera bestaat uit allerlei kleine stukjes van de opera en acrobatiek. We genieten meer van deze opera dan in Beijing, en een paar dagen later gaan we nog een keer, toen met gids zodat we ook begrijpen wat er allemaal gebeurt.
China is de perfecte plek om inkopen te doen. We moeten natuurlijk op zoek naar dikke jassen voor het koude Tibet. Ze hebben heel veel keuze, en voor een paar centen kopen we een echt namaak merkjack, we konden er niet een vinden waar geen spelfouten in het logo stonden. Voor souvenirs is China ook natuurlijk de perfecte plek.
Ons afscheid van China bestaat uit een bezoekje van het nationale symbool, de panda. Alleen jammer dat er in China geen panda’s in het wild voorkomen, maar alleen maar in Tibet. De beesten zelf houden zich niet zo met deze politiek bezig, en liggen lekker in hun hokken te luieren. Ze eten wat blaadjes, spelen wat en vooral het een paar weken oude beestje in de couveuse zag er zo schattig uit.
China is een schitterend land, maar de liefde zit voor ons niet in het hart, maar in het hoofd. De dingen die je kunt zien zijn fantastisch, maar de mensen wat afstandelijk door culturele en politieke redenen. Een poosje genieten van de propaganda van de communistische partij en daar je gedachten over laten gaan maakt het tot een zeer boeiend land.
Galerij niet gevonden.