Na een paar dagen luieren hebben we de jetlag overwonnen. Simeon is ook al wat gewend aan de nieuwe omgeving en we kunnen ons hotel verlaten en Maleisië ingaan. De eerste bestemming is met de bus naar Kuala Lumpur.

Volgens de man in het hotel is Kuala Lumpur een uur met de bus, en inderdaad drie uur en drie bussen later zijn we er. We weten eigenlijk nog niet waar we precies zijn want we waren de bus zat en zijn daarom niet tot het eindpunt in de bus gebleven. We lopen wat rond om daar achter te komen, maar al snel merken we dat even rondlopen niet zo makkelijk is in deze stad. Kuala Lumpur is gemaakt om met de auto overal te komen, of met de bus als je snapt hoe dat werkt. De metrohaltes liggen te ver uit elkaar om de metro goed te gebruiken, maar als we er eenmaal in zitten zijn we zo bij de Petronas torens. Het leek ons bijna onmogelijk om in de lucht de 688 meter hoge Burj Khalifa torens in Dubai te missen. We moeten het toch maar doen met de nummer 5 op de wereldranglijst. Vanaf de buitenkant is 452 meter helemaal niet zo hoog, maar dan ga je verdiepingen tellen. Arjan werkt op de 19e verdieping van de Erasmus Universiteit in Rotterdam, maar 19 verdiepingen is zo onbeduidend bij dit gebouw dat je beseft dat het echt hoog is. Simeon heeft al twee weken naar Bob de Bouwer gekeken hoe die wolkenkrabbers maakt, en wil de wolkenkrabber ook van binnen zien. Het is inmiddels half twaalf, en dat blijkt veel te laat te zijn om nog naar binnen te mogen. Er worden maar een beperkt aantal bezoekers per dag toegelaten, en de eersten liggen iedere dag al om 3:00 in de rij.

In het ernaast gelegen aquarium kunnen we gelukkig wel gewoon naar binnen. Na prachtige vissenbakken gezien te hebben met mooie grote vissen moeten we een tunnel door. Simeon was eerst een beetje zenuwachtig omdat we onder het water door moesten, en aan de 90 meter lange tunnel lijkt geen einde te komen. Maar nadat hij door had dat we zelf droog blijven en het een keer had gezien wilde hij nog een keer, en nog een keer.

Vanaf het aquarium proberen we naar de nationale moskee te gaan. Metro, oversteken, oversteken, door het treinstation, door een parkeergarage, nooduitgang die openstond langs een afrit, door een autotunnel en dan eindelijk aangekomen zijn we 10 minuten te laat om naar binnen te mogen. Nadat Simeon in de moskee-speeltuin heeft gespeeld vergeten we Simeons lievelingsknuffel Rosa. We hebben nog op een geheime plek een reserve Rosa liggen, maar doen er alles aan om deze niet nu al kwijt te raken. Gelukkig lag Rosa nog bij de schommel te wachten. We dwalen eerst nog wat langs autosnelwegen, bermen tussen de wegen, en bij navraag wordt ons de wandelroute verteld naar het centraal station. Oversteken over de uitvoegstrook van de autosnelweg, omhoog, op een smalle strook langs een andere autosnelweg lopen, oversteken, bij de uitrit omhoog, door de parkeer garage van het Hilton en dan zijn we er. Dit is niet de korte binnendoor route, maar de enige manier om er te voet te komen. We zijn de stad alweer zat, en willen terug naar het hotel. Om het leed van de dag wat te verlichten eten we eerst overheerlijke zuid-Indiase dosa’s en samosas en naan en we wanen ons even weer in India. De bus blijkt helemaal niet vanaf het centraal station te vertrekken, dus nemen we de trein terug naar Seremban. Het is een lange vermoeiende dag geweest, en Simeon valt in de trein in slaap. Als Arjan met Simeon in zijn armen de trein uitloopt ontwaakt Simeon en vraagt waar Rosa is. ROSA!!!!!!! Els rent terug, rent door de de wagonnen en als ze Rosa heeft gevonden en de trein uitspringt sluiten de deuren direct achter haar. Het is ondertussen 20:45 en de laatste bus naar Port Dickson hebben we gemist. We kunnen alleen nog met de Taxi. Op de heenweg hadden we al wat voorwerk gedaan, en toen werd ons verteld dat de prijs 70 ringit is. Nu ’s avonds met de laatste bus weg zijn we benieuwd hoeveel ze van ons willen aftroggelen. De chauffeur kijkt kritisch naar ons. En voor 50 ringit zitten we drie kwartier later eindelijk weer in ons hotel.

Voorbereiden is nooit ons sterkste punt geweest, en de dag voordat we met ons fietsavontuur willen beginnen komen we er achter dat een band van de bananentassen van de ligfiets uitgescheurd is. In Nederland hadden we het te druk met ons Nederlandse leven en we waren maar weinig bezig met de voorbereidingen van ons reis leven. Het is goed om in het moment te leven, en dat deden we dus ook zonder maar een keer met alle bagage proef te gaan rijden. Bij een naaiatelier laten we voor 1 ringit de tas maken. We laten ook gelijk nog wat klittenband zetten op de Nijntje tasjes van Simeon. Alle zooi die we bij ons hebben past gelukkig op de fietsen, en na 100 meter fietsen stoppen we op het strand voor ons welverdiende durian ontbijt. De afgelopen dagen zijn we veel op dit strand geweest. Het strandleven in Maleisië is anders dan het Nederlandse. De vrouwen gaan gekleed met hoofddoek het water in, en ook de mannen dragen veelal een shirt en een sportbroek. Port Dickson is niet de plek om als westerse toerist bij te bruinen. We zijn wel afgeladen en het is in het begin erg wennen om met voor tassen te rijden. Het wordt ook de eerste keer dat we de GPS op de fiets gaan gebruiken. We hadden de GPS al thuis op de motor uitgeprobeerd, maar het is heel anders om een GPS te gebruiken in een gebied wat je helemaal nog niet kent, dan ergens waar je dagelijks rijdt. Natuurlijk zijn we vergeten de houder van de motor op Els haar fiets over te zetten zodat alleen Arjan de GPS kan gebruiken. De zuid oost Azië kaart die we van Garmin hebben valt erg tegen. Om een beetje een indruk te krijgen hoe goed de kaarten waren hadden we naar het Thailand gedeelte gekeken. Voor Thailand staan er heel veel kleine wegen op, maar we zijn voorlopig nog niet in Thailand. Voor het gebied waar we nu zijn van Port Dickson naar Melaka staan alleen de hoofdwegen erop. En als we alleen de hoofdweg gaan volgen dan wordt het nog spannend of we een rivier over kunnen steken. We beloven Simeon dat we met een bootje naar de overkant gaan, maar eenmaal bij de rivier aangekomen blijkt er al heel lang een brug te liggen. Na de brug blijkt er een t-splitsing te komen, naar rechts nog een paar kilometer naar een dorp, maar de kaart geeft maar een mogelijkheid, en dat is naar links op weg naar Melaka.

We beperken ons tot de hoofdweg en kunnen op de GPS wel zien hoeveel kilometer het nog rijden is naar Melaka, de bestemming van de eerste dag. Op voorgaande reizen kreeg de ligfiets van Els altijd de meeste aandacht. Nu moet Els het afleggen tegen Simeon op de fiets die aan Arjan zijn mountainbike vastzit. “Welcome to Malaysia” wordt er naar ons geroepen als de auto’s en brommers langzaam naast ons gaan rijden. Kinderen zijn verder de enige fietsers die we zien. “What a cute boy” steelt Simeon overal de show. Als we even stilstaan wordt er door zijn blonde krullen geaaid. Simeon en ik rijden zo’n 22 km/h, Els zo’n 18 km/h zodat we regelmatig even op mama wachten. Als we dan Els wat eerder laten vertrekken komt het wielrennersinstinct van Simeon boven. “Sneller papa, sneller, we moeten winnen.” Hij draagt ook de gele trui en een gele helm en wil laten zien dat hij de grote fietser is.

Deze route is niet de idyllische route waar we op gehoopt hadden. De weg is druk waardoor we weinig van de omgeving kunnen genieten. Het is warm maar de rijwind maakt het gelukkig dragelijk. Bij een stalletje aan de weg krijgt Simeon zijn eerste kokosnoot. Na een slokje geproefd te hebben heeft hij veel liever een pakje appelsap. Een stuk verder bij de Shell een ijsje, en dan lunchen bij een open wegrestaurant met Nasi goreng.

We hebben nog geen idee hoe lang Simeon het op zijn fiets uithoudt, en we willen de afstanden beperken tot maximaal 50 kilometer per dag. De eerste dag wijken we daar natuurlijk gelijk vanaf want als we geen geen hotel tegen komen moeten we door. We denken dat het wel gaat, maar de warmte en de inspanning worden Simeon toch te veel en hij kan niet meer wakker blijven. Voor deze situatie hadden we bedacht dat Simeon dan achterop Arjan zijn fiets gaat zitten, en Els de achtertassen erbij neemt. Voor Els wordt de afstand ook wel ver, en met de vele extra kilo’s worden de heuvels erg zwaar. Arjan probeert de resterende 20 kilometer Simeon wakker te houden door spelletjes met hem te spelen en de belofte van nog een ijsje als hij een plek ziet waar dat verkocht wordt. Arjan wordt op zijn billen geslagen en in zijn zij geprikt en samen zingen ze liedjes over alles wat ze in de omgeving zien. Dit werkt alleen maar even, en hoe erg Simeon ook tegen zijn slaap vecht hij kan het niet winnen. Het zitje is niet helemaal gemaakt voor een slapend kind en Simeon hangt erg opzij. Half gedraaid houdt Arjan de laatste kilometers Simeon met een arm omhoog. Helemaal gebroken komen we in Chinatown van Melaka aan en gaan op zoek naar het Jalan-Jalan guesthouse. Het guesthouse heeft een erg low-profile voorkant. Het is een huis zoals alle andere huizen met een naambordje. Na meerdere rondjes China town, en na meerdere keren vragen blijken we er al meerdere keren voorbij te zijn gereden. Eindelijk kunnen we neerstorten in een kamer. Wij zijn moe, maar Simeon is natuurlijk weer wakker en wil van alles doen.

Een straat verderop is de avondmarkt aan de gang. En een avondmarkt wordt door een 4 jarige gecategoriseerd als rommelmarkt vol met dingen die Simeon wel erg graag zou willen hebben. Als Simeon bij alles roept dat hij dat ook wel zou willen hebben, bespreken Els en Arjan wat ze nu al te veel meezeulen. We hebben twee multi-tools bij ons, omdat er bij de half verroeste zo’n handige ketting pons zit en de andere niet verroest is. De ketting pons zagen we eruit en er kan weer een paar honderd gram de prullenbak in. Het metalen bestek wordt vervangen door het Emirates-plastic vliegtuig bestek. Alle zonnebrillen kunnen tactisch in een doosje gepropt worden zodat we een brillendoos minder hebben. De veranderingen hebben gelukkig wel resultaat want we hebben meer ruimte om onze zooi handiger mee te nemen.

Thuis kan je van alles bedenken over de reis, maar pas na een dag fietsen hebben nu meer een gevoel bij het land en bedenken eindelijk een globale route hoe we verder gaan. We gaan niet verder zuidelijk naar Singapore en we willen naar de oostkant van Maleisië waar het rustiger moet zijn. De oversteek is 250 kilometer en niet op te delen in dagetappes die Simeon aan kan, dus gaan we op zoek naar een bus die ons kan verplaatsen. De bus naar Mersing wil geen fietsen mee, en van de bus die naar de plaats halverwege gaat is het erg vaag of het gaat. We zoeken door en uiteindelijk kent Sam, van het Jalan-Jalan guesthouse, iemand die ons voor een redelijke vergoeding met zijn auto wil brengen.

Melaka was een grote concurrent van Batavia en ook de Nederlanders hebben hier in de VOC tijd gezeten. Wij zien weinig van het koloniale en lopen ons rondjes door de Chinese wijk. Een Hindu tempel staat er naast een moskee die naast een Taoistische en buddhistische tempel staat. ’s Ochtends voordat iedereen naar zijn werk gaat is het druk bij de Tempel. Massaal wordt er wierook aangestoken en even gebeden naar Boeddha. Simeon doet mee. Hij vind de stokjes aansteken heel erg leuk, en er is zo veel te zien in de tempels. Bij een rots met beeldjes in de tempel horen we hele verhalen. “Daar is de panda, en dan loopt ie deze trap op. Loop. Loop. Loop. En dan struikelt hij en valt hij in de afgrond en dan loopt ie de trap weer op en is ie bij deze meneer en dan bij die draak.”

Dwars door Melaka loopt een rivier waar we regelmatig varanen zien zwemmen en nu opeens ook een roze kat. “Aaahhhh!!!!!!!!!!! Rosa” Na de vorige reddingsoperatie van Els is het nu de beurt aan Arjan. Liggend op de steiger probeert hij tevergeefs bij rosa te komen, maar heel snel is er ook iemand met een schepnet ter plekke om het natte poesje te pakken. Na een grondige sopbeurt maken we Rosa voortaan vast aan Simeon met een elastiek.

Melaka sluiten we af met een saté fondu. Stokjes vlees, garnalen, paddenstoelen en groenten laten we gaar worden in een kokende saté saus.

Na een week geen contact te hebben gehad met andere reizigers vinden wij het zalig dat we in een gemeenschappelijke ruimte weer met anderen kunnen praten. Simeon is aanvankelijk wat minder te spreken over het guesthouse waar we inzitten. Een goed hotel heeft volgens hem een zwembad en een lift waar je op de knopjes kunt duwen, dit guesthouse heeft geen van beide. De gemeenschappelijke ruimte is Simeons speelruimte geworden waar overal verspreid zijn speelgoed ligt. Sam maakt continu grapjes met hem, een oude man speelt liedjes op zijn viool, waardoor Simeon de plek toch wel erg is gaan waarderen.

De wens is erg groot dat alles in de auto zou passen, en dan lukt het ook. Trappers en stuur van de fietsen af en de wielen eruit en we kunnen gaan op pad. Na drie uur rijden zijn we aan de andere kant van het land aan de andere kust. Onder het toekijkend oog van nieuwsgierige, maar verder passieve toeristen zetten we de fietsen in elkaar. Voor een paar ringit extra kunnen we de fietsen meenemen op de boot naar Tioman. We hadden een langzame ferry in onze gedachten waar we lekker op het dek konden liggen. Er is alleen geen langzame boot en we zitten op een kluitje in een snelle boot, en het dek is afgesloten. In de verte zien we een groen eiland steeds dichterbij komen met palmbomen en witte stranden!

Als laatste zijn we met de fietsen van de boot af en merken dat Tioman een populair eiland is. Er zijn maar een paar hutjes beschikbaar en we nemen een mooi hutje aan het strand. Voor de mensen die nog later die dag op het eiland komen hebben wat minder geluk en moeten de nacht in een hangmat op het strand doorbrengen. Het koraal om het eiland is al bijna verdwenen, maar toch is het fantastisch om er te snorkelen. Als wij met onze snorkels en duikbrillen drijven en naar de vissen kijken dobbert Simeon met zijn drijfvest aan om ons heen, en speelt bootje op onze benen. Hoe we het ook proberen we krijgen zijn duikbril niet aangepraat. “Als ik de vissen zie gaan ze aan me knabbelen” dus zolang hij ze niet ziet denk Simeon dat hij veilig is. Bij een pier komen regelmatig bootjes met Aziaten die allemaal met een grote drijfvest op het water dobberen. Ze voeren de vissen met stukjes brood en crackers waardoor de vissen met honderden bezig zijn om een lekker hapje te bemachtigen. Wij zwemmen midden in die overvolle vissen bak en hebben de tijd van ons leven. Als het brood op is, gaat de zoektocht naar eten gewoon door, en je duikbril afzetten helpt daar volgens Simeon tegen.

Ieder strookje strand heeft een eigen pier waar de ferry langskomt. Wij zitten op Ayar Batung, ook bekend als ABC, een strookje strand met daarlangs een pad en allemaal hutjes, restaurantjes, winkeltjes en duikscholen. Gelijk daarachter begint het oerwoud en gaat het eiland steil omhoog. Om naar een ander stuk strand te komen moet er dan ook een oerwoud pad genomen worden. Klimmend en klauterend gaat Simeon over het pad. Lang lianen en over grote wortels komen we zo bij Monkey Bay. Voor de apen hoef je alleen niet naar de volgende baai, die zitten overal, net als de varanen. Voor de slangen hoeven sommige geeneens hun kamer uit, die zitten bij onze buren gewoon onder het bed. Beteuterd zitten ze voor hun huisje omdat ze niet naar binnen durven. De eigenaar wil de slang wel weghalen, maar eerst moet nog de voetbalwedstrijd afgekeken worden. Dit zijn al onze bezigheden op het tropisch eiland. Volgens Simeon kan dit eiland helemaal niet tropisch zijn omdat de tropen in Afrika liggen, had had hij gezien bij de film van Lars de ijsbeer.

Aan de andere kant van het eiland is er ook nog een strand dat te bereiken is door een jungle pad, en sinds kort is er ook een weg waar de 4-wheel drives overheen gaan. Wat de conditie van het pad is en hoe het loopt is nogal vaag, maar over de zeven kilometer weg zouden de 4-wheel drives veertig minuten doen. Dit ziet Arjan als een uitdaging die hij op de fiets kan doen. Het jungle pad naar de hoofdplaats Tekek zijn betonnen platen en een paar trappen waar hij de mountainbike omhoog moet tillen. Door Tekek is de weg nog vlak maar gelijk buiten het dorp gaat de weg gelijk omhoog. De weg naar de andere kant van het eiland gaat linksaf en de komende drie kilometer gaat met achttien procent gemiddeld omhoog. Het wegdek bestaat uit geërodeerde betonplaten en langs de kant loopt een vangrail. Op de lichtste versnelling gaat het langzaam vooruit maar het is vol te houden. Vanuit voorbijrijdende wagens wordt Arjan talloze keren gefotografeerd en de brommers die de oversteek wagen komen met behulp van wat stepwerk ook naar boven. Ondertussen begint Arjan toch flink kapot te raken. Hij is niet echt een goede klimmer, maar het is zijn eer te na om af te stappen. Het is zo steil dat je niet op de fiets kunt blijven zitten, want in die houding val je achterover. Na twee keer hijgend aan de vangrail vast te hebben gehouden moet hij toch even even van de fiets af om een paar stappen doen, want het is te steil om weer op gang te komen. “Waarom doe ik dit eigenlijk, en wat hebben die duizenden kilometers trainen op de fiets voor nut als ik hier geeneens een stukje kan fietsen.” Eindelijk boven aangekomen is de pijn weer snel vergeten. Er wordt gevraagd waar de watervallen zijn, en Arjan hoeft alleen naar mijn voorhoofd te wijzen voor gelach. De afdaling gaat een stuk makkelijker en de andere kant van het eiland is veel mooier dan waar wij zitten op ABC. Het strand is veel breder en langer, en het achterland is veel weidser en rustiger. Dit is de plek waar we naartoe moeten, alleen niet vol bepakt op de fiets. Als we besloten hebben om te verkassen horen we dat er zandvliegen zitten, en dat houdt ons in ABC. De terugweg is een makkelijkere klim van maar acht procent gemiddeld. Maar de afdaling is weer gekkenwerk waar Arjan proefondervindelijk te weten komt dat je achter je zadel moet hangen anders kiep je voorover. Terug in ABC wil Arjan alleen lekker op het strand gaan liggen. Na lange tijd wachten op de boot, en twee uur varen zijn we weer op het vaste land bij Mersing en fietsen we weer verder naar het Noorden.