In 1 week twee grensovergangen van Libanon naar Syrië en dan verder naar Jordanië is te veel, vooral deze grensovergangen.
“we can make any law we want” zeggen ze, en dat doen ze dan ook. Niets staat aangegeven en op een kladje komt een bedrag uit de lucht vallen met als opmerking “pay”. Waarom moeten we dit nu weer betalen ? “tax”, wat voor belasting? “for the government” Ze kunnen geen officieel papier laten zien en je moet in goed vertrouwen dokken, anders kom je er niet in.
Het is hier zelfs de eerste keer dat we moeten betalen om ons carnet de passage, een soort paspoort voor de motor, in te laten vullen en dan weigeren ze het ook nog eens goed te doen. We proberen keer op keer uit te leggen dat er echt nog iets ingevuld moet worden, maar we worden volledig genegeerd totdat de ambtenaar het zo zat wordt en klaar staat om het carnet in stukjes te scheuren. Els is net op tijd om het carnet met een grote zwaai uit zijn handen te trekken, waarop hij driftig wegloopt. Even later komt zijn baas, die er ook niets van snapt en ons op een kinderachtige manier vertelt dat er in Jordanië een wet bestaat die het verbiedt om papieren correct in te vullen, of zoiets.
Even later komt er ook politie aanzetten. Els zou de beambte geslagen hebben en we moeten naar het politiebureautje. Opzettelijk gaat Els alleen, het is haar zaak en met een vrouw alleen weten ze niets te beginnen. Het zou er anders op neer komen dat Arjan zich zou moeten verantwoorden voor het gedrag van zijn losgeslagen vrouw. Even later moet Arjan toch komen, ze moeten nog even van een echte man horen wat er gebeurd is. We worden verplicht aan een kop thee gezet en dan pas mogen we weg. Els gooit de thee achterover en staat al pisnijdig in de deuropening als ze achter zich hoort “you may go now”.
Over het carnet wordt niet meer gepraat en met een onvolledig ingevuld carnet rijden we Jordanië in.
Het landschap van Jordanië is interessanter dan dat van Syrië. Over bergen en dalen komen we op het dieptepunt van onze reis, de dode zee, 340 meter onder zeeniveau. Schoolslag gaat in dit plakkerige water met de benen boven water en we dobberen heerlijk rond. Elk wondje prikt en een druppel water in het oog doet ons uitschreeuwen van de pijn, maar het zwemmen is een geweldige belevenis, waar je motoriek niet zoveel mee kan.
Weer de bergen in komen we terecht aan het begin van een nauwe kloof die eindigt bij de belangrijkste tombe in Petra. De omgeving is prachtig, de rotsen vallen uiteen in honderden verschillend gekleurde laagjes met daar tussen enorme graftombes.
We gaan verder naar het zuiden, we rijden de hele kust van Jordanië heen en weer in een half uur en belanden in Aqaba in een tent in een bedoeïenententenkamp op het strand, waar we heel lui een hele week bijna niet meer uitkomen.
Er zitten veel mensen hier die onderweg zijn naar Afrika, tijdens de ramadan krijgen niet-moslims geen visum voor Saoedi-Arabië, dus iedereen moet vanaf hier door Egypte rijden. We barbecuen regelmatig en dromen gezamenlijk van verre reizen.
Voor ons stopt de reis in de badplaats en havenstad Aqaba. We willen van hier niet naar het zuiden en het oosten want daar begint Saoedi-Arabië, met nog meer arabieren. Zuid west ligt Egypte waar ze bureaucratie, en toeristengeld aftroggelen tot een kunst hebben verheven. En ten westen van ons ligt het beloofde land Canaan, nu Israël genoemd, maar daar is het voor ons iets te rumoerig. De motor moet nog even ingepakt worden, maar gelukkig is dat nog even een formaliteit. We hebben immers alles al doorgesproken met het verscheep bedrijf, en alles zou in orde komen. Je kunt de motor komen brengen op de dag dat je weggaat, zeggen ze. Voor de zekerheid spreken we maar een dag eerder af, en als we daar weer komen weet niemand van een afspraak. Een paar uur later moeten we weer terugkomen. Als we al flink geïrriteerd terugkomen word ons verteld dat het inpakken van de motor vandaag niet meer zal gaan, we hadden daarvoor vanochtend moeten komen. Nog kwader zeggen we dat we er vanmorgen waren. Oké geen probleem, dan doen we het morgen, zeggen ze dan maar. Gelukkig is op onze laatste dag in Jordanië wel iemand ’s ochtends aanwezig. We volgen met de motor de man, die ons naar een timmerman zal brengen om een kist te maken voor de motor. Bij de eerste timmerman zitten we een tijdje, en dan moeten we weer verder. Er wordt ons natuurlijk niets verteld, en vragen worden genegeerd, we moeten gewoon volgen. De tweede timmerman wil wel een kistje maken, hij wil alleen iets meer dan het bedrag dat we met de verscheper hebben afgesproken. Dat moet toch niet zo’n probleem zijn voor die rijke westerlingen. In plaats van de afgesproken JD 40 (fl.148,–) willen ze nu JD 160(fl.592,–) hebben voor een houten doosje. We moeten het echt goed duidelijk maken dat wij alleen betalen wat we hebben afgesproken, en geïrriteerd word ons verteld dat we maar weer de auto moeten volgen. Uiteindelijk weten ze een timmerman te vinden die het kistje wilt maken. Als we het voorwiel en de kofferdragers eraf hebben gehaald, en de motor eindelijk in de kist staat word ons verteld dat we JD 20 moeten bijbetalen. We betalen uiteindelijk het bedrag wat we hebben afgesproken, en zowel wij als de verscheper zijn niet blij met alles wat vandaag gebeurd is.
Galerij niet gevonden.