Terug naar Nepal stond vooral in het teken van een familiereünie, na 8 maanden onderweg ziet Els haar ouders (Ria en Joop) weer en Arjan zijn, tja hoe noem je dat, schoonouders…. We gaan ze ophalen op het vliegveld. Na de vliegtuigkaping eind vorige eeuw vliegt air India niet meer op Kathmandu om veiligheidsredenen en Nepal doet er alles aan om zijn image te verbeteren. Alleen passagiers mogen nog het gebouw in en de ophalers staan informatieloos buiten te wachten. Na een uur komen we er achter dat ze al lang geland zijn en de toerist uithangen in Thamel. Ze hebben een hele lading spullen bij zich; onze motorjacks, Engels fabricaat motoronderdelen, reisgidsen, T-shirts, en natuurlijk drop, muisjes en hageltjes en alvast cadeautjes voor Els haar verjaardag. Alleen moet ze nog 28 dagen wachten voordat ze de cadeautjes open mag maken.
Na een paar dagen in Kathmandu rond te hebben gekeken, gaan we naar het busstation om naar de rand van de Kathmandu vallei te gaan. We maken gelijk een perfecte indruk als volmaakte reizigers, want de eerste bus waar we heen lopen is de goede en hij gaat ook direct weg. Vanuit een klein dorpje beginnen we te lopen naar de stupa van Namo Boeddha. Een stupa is een boeddhistisch massief bouwwerk met een relikwie van Boeddha erin. Boeddhisten lopen er rondjes omheen en draaien tegelijkertijd aan de gebedsmolens. Door de vallei lopen we door een vrij vlak landschap met af en toe een steile klim. Jammer genoeg is het niet helder en zien we de bergen niet. Lopen met Joop en Ria is anders dan we gewend zijn; een rode bloem wordt een rododendron en een grasje blijkt marihuana te zijn. Bij de laatste en steilste klim puffen we gezamenlijk met een paar dorpsbewoners uit, die bij de weg naar boven de beste rustplekjes onder een boom in de schaduw voor ons weten. Deze hulp wordt beloond met een stuk cake van oma, ook meegebracht vanuit Nederland en nu ook in Nepal beroemd. De combinatie van de steile klim en de warmte is voor Ria iets te veel en in het dorp Namo Boeddha moet ze heel lang uitpuffen. Ze krijgt van de Nepalese Maoïsten nog een extra rustdag, want ze hebben weer een algemene staking uitgeroepen en iedereen staakt mee. Iedereen moet wel want het is niet veilig voor niet-stakers en ze maken dan ook van deze stakingsdag een vrije dag. Ria ziet het lopen niet meer zitten en we nemen de bus naar de stupa van Bodh-Nath. Ria en Els in de overvolle bus en Joop en Arjan bovenop, dit doe je met een georganiseerde reis niet. Bij Bodh-Nath hebben we de perfecte hotelkamer. Vanuit het raam van ons penthouse zien we de twee ogen van Boeddha, die op de stupa geschilderd zijn en naar ons terugkijken. We blijven een paar dagen bij de stupa en lopen iedere dag trouw onze rondjes eromheen en we draaien aan de gebedsmolens, dit vindt Ria veel leuker dan heuvels oplopen. We zeggen vaak dat boeddhisme een lui geloof is omdat je met 1 draai aan de gebedsmolen duizenden gebeden “om mani padme hum” de wereld in stuurt, maar het rondjes lopen om de stupa compenseert alles weer.
We gaan hier in de omgeving weer naar dezelfde plekken als vier maanden geleden, maar we beleven het geheel toch weer op een andere manier. Paspathinath is weer levendig als 1 van de belangrijkste Hindoeplekken op het subcontinent en we zien daar sommige oude, maar ook veel nieuwe hoofden van heilige mannen (saddhu). Ook voor de Indiase saddhu’s is Paspathinath een eindbestemming van een lange pelgrimstocht en ze verdienen er een paar roepies bij door op de foto te gaan voor toeristen. Andere mannen zijn professionals, die niet op pelgrimstocht zijn, maar zich elke dag mooi opmaken voor het grote toeristen geld. Onze favoriete heilige man is de melk baba. Hij zou de perfecte hoofdpersoon zijn voor een melk unie reclame want al 20 jaar leeft hij uitsluitend op melk. We gaan op zoek naar melk voor hem, wat nog niet meevalt, want de meeste melk is van buffels en hoewel het voor ons 1 pot nat is, is dat voor de melk baba anders. Voor hem alleen melk van de heilige koe. Er komen hier ook een hoop toeristen want Paspathinath heeft de perfecte topattractie; lijkverbrandingen. Lekker in het zonnetje zitten toeristen op de grond bij het water naar de overkant te kijken. De fototoestellen staan op scherp, sommige slaan hun reisgidsen er nog even op na. Op nog geen 10 meter nemen Nepalezen afscheid van een dierbaar familielid. Wij bekijken het geheel van een afstandje en zijn meer verbaasd over de toeristen dan over de crematie.
April is de maand van heel veel festivals en we gaan naar Baktapur om de mooiste dingen mee te maken. Het potten bakkers plein staan vol met mensen. Bij de tempel maken ze muziek en dansen twee mannen en alle ramen en balkonnen staan vol, allen kijkend naar het plein. Daar ligt een 20 meter lange paal, die ze aan het beschilderen zijn, en er vervolgens wat takken aan vastbinden. Het stelt een lingam voor, het fallussymbool van de god Shiva. Hele lange touwen worden aan de paal vastgemaakt en de plaatselijke kleine jochies gaan aan de touwen trekken en de oudere jongens duwen de paal omhoog. Na een uur trekken is de paal nog maar een klein stukje omhoog, maar na 3 uur hard trekken staat de lingam erect. Tegen het einde van de middag staat het grootste spektakel op een ander plein te wachten. Een 4 meter hoge kar staat in de menigte klaar. Op de kar zitten priesters en jongelui trekken aan de touwen om de kar in het karrenspoor van het weggetje naar beneden te trekken. Er wordt heel hard getrokken en de hele kar schudt, maar de wielen blijven staan. Eindelijk komt er wat beweging in de kar en onder luid gejuich komt de kar in het spoor. Nu moet er aan de andere kant van de kar getrokken worden en de kar dendert door het smalle straatje naar beneden. De touwtrekkers en toeschouwers moeten aan de kant springen, wat de kar is niet meer te stoppen. De kar stopt op een plein, waar weer een 20 meter hoge lingam wordt rechtgezet. De volgende dag is het 1 baisakh 2057, Nepalees nieuwjaar. Ze zijn gaan tellen bij een dynastie van een Nepalese koning. Net als de afgelopen dagen zijn de mensen weer overal aan de goden aan het offeren en de beesten op straat hebben de tijd van hun leven, want ze eten de offer rijst op. De kippen zijn wat minder gelukkig, want ze worden massaal geofferd. De vrouwen, mooi gekleed in sari’s, houden zich bezig met de goden. In de ene hand een offerschaal met een eitje, kleurstof en kokosnoot, en in de andere hand een onthoofde kip die ze bij de vleugels beet houdt. De kip vormt na het offer ritueel het feestmaal van de avond. Verder gebeurt er niet zoveel en Els gaat op werkbezoek. In de buurt staat Surjya Binayak tempel gewijd aan Ganesh. Een steen met vage vormen van een olifant is herkend als Ganesh en ze hebben er een tempel omheen gebouwd. Ganesh is de god waar je het meeste goede kunt vinden. Er is net een huwelijksinzegening bezig, mensen komen om te bidden voor voorspoed en hij is ook voor logopedische zaken. Ouders komen hier bidden als hun kind laat is met praten.
Terug in Baktapur is en weer een grote massa op de been bij de tweede lingam. De touwen waarmee hij vaststond worden losgemaakt en aan vier kanten wordt er hard aan getrokken, want hij moet weer naar beneden. De wedstrijd is naar welke kant de lingam zal breken. De paal zwiept heen en weer en neemt wat dakpannen van een tempeltje mee. Groepen jongens worden aan het touw de lucht ingetrokken en 1 keer houdt het vuistdikke touw het niet en breekt. De paal gaat alle kanten op en breekt uiteindelijk met een harde klap, het nieuwe jaar kan nu echt beginnen. De touwtrekkers kunnen meteen weer aan het werk want de kar moet weer naar boven. Hij komt vrij snel in beweging maar staat dan muurvast. De volgende dag zien we de kar boven staan dus het zal uiteindelijk wel gelukt zijn.
In Thimi, tussen Baktapur en Kathmandu in, vieren ze deze avond wat rustiger. De hele stad is versierd met lampjes, en sommige toegewijden slapen de hele nacht met brandende kaarsjes op hun lichaam. Als wij de volgende dag in dit dorp aankomen is er van deze serene rust niets meer te merken. In een enorm grote oranje verfstofwolk rennen de mannen van 32 dorpen met hun god op een draagstoel over de hoofdstraat heen en weer. Oranje verf wordt over iedereen heen gegooid en als we helemaal oranje zijn, kopen wij ook een zak met een halve kilo oranje poeder om in de tegenaanval te gaan. Al gooiend lopen we naar het dorp Bode. Lange tijd geleden was er een godin die in vermomming de mensen van Bode hielp. Er was alleen een helper van de godin die het leuk vond om in zijn enge vertoning de mensen te pesten. Met hulp van een tovenaar wisten ze de slechterik te vangen en als straf werden zijn lange haren afgeschoren en werd zijn tong met een pin doorboord, om hem zoveel mogelijk pijn te doen. Hij beloofde nooit meer de mensen te pesten en voortaan voor een goede oogst te zorgen als voortaan ieder jaar iemand uit Bode zijn tong liet piercen. We staan weer in een drukke menigte te wachten bij het plateautje waar het gaat gebeuren. Men veel fanfare wordt de held van de dag naar het plateau gebracht. Het is de vijfde keer dat hij het dorp weer voor een jaar veilig zal stellen. Als we hem zo zien kijkt hij niet al te fris uit zijn ogen maar hij heeft ook al vier dagen gevast en allerlei religieuze ceremonies ondergaan. De verwachtingen zijn hooggespannen, de fototoestellen staan op scherp en we zien de beelden van de saddhus met van alles door hun tongen voor ons. Maar bij deze piercing geen grote roestige spijker en veel bloed, maar een dunne lange naald die door het puntje van zijn tong gaat en aan zijn tulband wordt vastgezet. Op zijn schouders krijgt hij een groot raamwerk van fakkels die aangestoken worden. Met dit alles loopt hij door het dorp en alles is weer veilig voor een jaar.
De topper van alles wat we hebben gezien is een bezoek aan de levende godin Kumari van Patan. Naresh, een Nepalese vriend die we vijf jaar geleden in Delhi hebben ontmoet, helpt een Amerikaanse vrouw die een boek aan het samenstellen is over Newari sieraden (De Newari’s zijn de grootste bevolkingsgroep van de Kathmandu vallei). Omdat hij het achterneefje is van de zus van de moeder van Kumari ofzoiets, heeft hij kunnen regelen dat ze op een festivaldag bij Kumari langs kan gaan om de sieraden te fotograferen en wij mogen mee. We wisten vooraf nog van niets, worden in een taxi gezet en in Patan staan we opeens voor een huis met boven de deur een bordje: “living goddess”, leuk voor op je visite kaartje. Binnen is Kumari bezig met ceremonieel haar sieraden om te doen. Uit een grote weekendtas worden willekeurig sieraden gehaald en omgedaan. er is even wat commotie als er wat sieraden niet in de tas blijken te zitten, maar na wat speurwerk in laden en kasten is alles weer compleet. Godin of sterveling, het is ook overal het zelfde. Ze wordt naar een andere kamer gedragen, want een godin raakt natuurlijk niet de onreine grond aan. Na wat ceremoniële handelingen krijgen wij allen een tika (rode stip) op ons voorhoofd van de godin en onze privé audiëntie met een echte godin zit erop. Ook voor Naresh is dit een bijzondere dag, want ook hij heeft nooit eerder een tika van Kumari zelf mogen ontvangen. Naresh is een Newari boeddhist en Kumari oorspronkelijk een Hindoegodin, maar in Nepal loopt alles door elkaar heen en is Kumari ook voor de boeddhisten een godin. Zeer vereerd met de tika op ons voorhoofd lopen we naar buiten, even later door Kumari gevolgd. In een kleine stoet lopen we door Patan naar een plein. Kumari wordt afwisselend door verschillende broers gedragen, want ze is voor een 10-jarige flink aan de zware kant. Alleen het beste eten is goed genoeg voor een godin. Er zijn in Nepal zo’n 12 Kumari’s, waarvan die van Kathmandu, Baktapur en Patan het belangrijkst zijn. Op vier jarige leeftijd wordt ze herkend in een ceremonie die lijkt op de herkenning van de Dalai Lama. Een groep meisjes met 32 specifieke lichamelijke kenmerken, zoals haar stem, de kleur van de ogen, vorm van de tanden en natuurlijk de horoscoop, worden in een donkere kamer bang gemaakt met enge maskers en enge geluiden. De meisjes die kalm blijven gaan door naar de volgende ronde, want een echte godin, en zeker de incarnatie van Durga, is niet bang te krijgen. De andere meisjes zijn voor de rest van hun leven getraumatiseerd. Verder moeten ze kleding en voorwerpen van de voorganger herkennen en de nieuwe Kumari is gevonden. De huidige Kumari heeft nog een paar jaar te gaan, want na de eerste menstruatie gaan ze weer op zoek naar een nieuwe Kumari; Kumari zit in een meisje en niet in een jonge vrouw. De oude Kumari leeft als een verwend kreng verder van een pensioen en niemand wil nog met haar trouwen. In de straten komen mensen naar haar toe om even haar voeten aan te raken en een zegening te krijgen en op een plein neemt ze plaats op een troon. Een collega god, het beeld van de rode Machhendranath, wordt langsgereden en Kumari kijkt toe. Terug in Kathmandu loopt Arjan trots met zijn tika op zijn voorhoofd. Een heilige man vraagt of hij een tika wil, maar hij wijst op zijn voorhoofd en zegt dat hij deze van een echte godin heeft gehad, waarna de heilige man afdruipt.
We leven nog een paar dagen in Kathmandu met stervelingen met hun eigen zwakheden. Arjan barst bijna in tranen uit als hij zijn favoriete zakjesmaker weer ziet en koopt kleine stoffen zakjes voor 4 keer de marktwaarde, want hij vindt hem zo aardig. Joop moet wennen aan het afdingen. Hij koopt een slot en laat ons afdingen. Met veel moeite krijgen we de prijs op 300 roepies. Joop wil betalen met 500 roepies en de man heeft geen wisselgeld. Joop neemt al heel snel genoegen met twee (nep?) fossiele stenen, die hij voor de helft ook gemakkelijk had kunnen krijgen, maar ja hij vond het mannetje zo zielig en aardig…. Ria valt door de mand. In een fotoalbum thuis staan stoere foto’s van Joop en Ria in een fiets-rickshaw in Indonesië, dus dat moet in Kathmandu ook geen punt zijn… nou vergeet het maar. Als een gillende bakvis zit ze naast Els in het karretje, een kermisattractie kan niet enger zijn. Els snift nog een dagje na als haar ouders weer met het vliegtuig naar Nederland zijn vertrokken. We zijn nu iets over de helft van de reis, dus het duurt nog een poos voordat ze elkaar weer zien.
De motor wordt na drie weken weer tevoorschijn gehaald en een dikke laag stof wordt eraf gepoetst. We gaan weer op weg naar Pokara. Het is in Nepal lang niet zo druk als in India, en we genieten dan ook erg van de mooie uitzichten. Pokara heeft ons de vorige keer ook al niet zo geboeid en deze keer zien we beter waarom. Het is het zomerverblijf van de Goa aanhangers. Nergens in Nepal groeit de marihuana zo goed als hier en nergens wordt er zoveel geconsumeerd. Sommige zitten hier maanden, totdat de temperatuur in India weer lekker is. Soms hebben we wel het geluk van heldere momenten en zien we de besneeuwde bergtoppen, die vlakbij Pokara liggen. We denken weer vol nostalgie aan de trek in de bergen. Met een bus gaan we de bergen in om een wat ruigere rivier af te raften dan vorige keer. Waar we vorige keer geëindigd zijn met een stroomversnelling 4- op de Seti rivier, beginnen we nu op de Kali Gandaki. Een hele mooi trip van drie dagen met een leuke groep, die dit keer meer met raften dan de raft gidsen bezig is. De laatste dag is een korte dag maar wel met twee grote stroomversnellingen. Bij de laatste zijn we Arjan opeens kwijt, hij ligt onder de boot en komt meters verder pas weer boven… en dit doen wij voor onze lol…
De volgende dag is Els haar verjaardag, ze mag eindelijk haar cadeautjes openmaken, we eten lekkere appel- chocolade taart, en ze krijgt een ritje naar Tansen cadeau die ze nooit meer zal vergeten. We waren al gewaarschuwd dat deze weg een ramp was. Maar we dachten dat we al het nodige gezien hadden. 130 kilometer in 6 uur over een asfalt weg die uit meer gaten dan uit asfalt bestaat. Als we in Tansen aankomen zijn wij gebroken, en kan Arjan gelijk door naar de lasser om het gebroken bagage rek te repareren. Vanaf Tansen naar Lumbini is de weg gelukkig weer goed, en kunnen we meer van het uitzicht genieten. De weg gaat alleen maar naar beneden en we zijn weer op de Nepalese Terai.
Lumbini is de geboortestad van Prins Siddhartha Gautama in 563 voor Christus. 35 jaar later zou Siddhartha Boeddha worden en dat maakt Lumbini een belangrijk dorp. We wisten dat er niet zo veel te zien was, maar wat we zagen ondertrof onze laag gespannen verwachtingen. Het Nepalese VVV heeft al jaren grootse plannen en bij de ingang laten ze dat ook duidelijk zien op een mooie maquette, lonkend naar een donatie om het te vervolmaken. Maar als je over het terrein rondloopt zie je dat er nog bijna niets is gedaan. Er staat een beeld uit de 4e eeuw van de geboorte van Siddhartha uit de zij van zijn moeder, een zwembadje waar zijn moeder in gebaden heeft, een pilaar van keizer Ashoka om de precieze plaats weer te geven. Toch zijn we blij dat we hier geweest zijn, maar nog blijer dat we weer weg gaan.
Het is heet op de Terai, zo’n 35 graden en erg vochtig en we willen zo snel mogelijk naar de koelte van de Indiase Himalaya. Volgens onze reisgids gaan we een vreselijk zware tocht tegemoet, en wij stellen ons de ergste weg al voor. Maar met steun van India zijn het laatste jaar een gloednieuwe weg, en nieuwe bruggen aangelegd. We gaan als een kogel over de Mahendra Highway. We rijden 90 kilometer per uur wat voor onze Enfield een ongekende snelheid is, dat zal wat worden in Europa. We moeten even wat gas minderen, want een brug is nog niet af, en we moeten door de droge rivierbedding naar de overkant op weg naar de grens. Bij de paspoortcontrole proberen ze ons nog een dagje in Nepal te houden, maar wij willen naar India. Alleen de slagboom van de douane staat nog in de weg. We moeten in het hokje komen om de papieren van de motor te laten zien. Arjan overhandigt hem de papieren en hij zegt dat we maar voor 14 dagen wegenbelasting hebben betaald. We proberen, tegen beter weten in, het spelletje te spelen dat we voor ‘forty’ in plaats van ‘fourteen’ dagen gevraagd hadden bij de andere grens. En dat wij er vanuit gaan dat we ook 40 dagen hebben betaald want het papiertje dat we kregen is in het Nepali, en dat kunnen wij niet lezen. Zelfs de getallen zijn anders in Nepal. We moeten toch voor de resterende 22 dagen betalen. Als wij braaf 55 roepies per dag op tafel leggen, komt een andere beambte met het grote dikke “Hoe naai ik toeristen” boek. Omdat we langer dan 1 maand in Nepal zijn geweest moeten we voor de 6 extra dagen geen 55 maar 550 roepies per dag betalen. We blijven volhouden dat ze bij de andere grensovergang een fout hebben gemaakt en dat we allang Nepal uit waren geweest als we dit hadden geweten. Ze worden moe van ons, en knikken eindelijk toestemmend. Wij vragen niet meer om een officieel bonnetje, maar starten de motor zo snel mogelijk om de grens over te gaan. Na een paar meter eindigt het Indiase wegenbouw project in Nepal en rijden we over een zand en rots weg op zoek naar de Indiase Douane.
Galerij niet gevonden.