Na 4 jaar zijn we dan weer terug in het land dat ons in eerste instantie dit waanzinnige plan heeft geschonken, India.
Zowel India en wij zijn de laatste 4 jaar erg veranderd, of ligt dit aan de regio waar we nu zijn. De enige grote stad waar we de vorige keer waren geweest was Delhi, en verder in kleinere en vooral arme plekken in India. In die tijd hebben we nooit een spijkerbroek gezien, en kwam alles heel erg op ons af. Grote mensen massa’s die om ons heenstonden en naar ons staarden.
De douane kantoortjes waar we een stempel moet halen voor je paspoort staan tussen de winkeltjes in de grens straat in, en je zou er haast voorbijlopen. We zijn dus eindelijk weer in India, en komen weer in een land waar ze treinen hebben (Tibet en Nepal zijn te hobbelig). We moeten 3 maanden niet treinen inhalen en nemen de trein naar Calcutta. Tweede klasse slaper is iets wat we in China ook altijd hadden, maar India is anders. De beide landen hebben ongeveer een gelijke bevolkingsaantal, maar verschillen in een ding 100 procent. Waar China een schoolvoorbeeld van organisatie en regelgeving is, is India de verzameling van chaos. De peronnen zijn overvol, en met moeite halen we net op tijd onze trein. Geen conducteurs die ons naar onze plaats wijzen en de kaartjes controleren zoals in China, maar hopen dat we echt wel in de goede trein zitten. Bijna geen plaats voor onze bagage, want iedere hoek word benut door mensen. De treinen worden volgepropt met mensen die voor kleinere stukjes meereizen. Als het avond wordt gaan de mensen zonder reservering eruit en kunnen de rug kussens omhoog geklapt worden zodat er aan iedere kant 3 bedden boven elkaar ontstaan. We zijn even het middelpunt van belangstelling van een stel jonge Indiërs, maar als zij uit de trein zijn gaat het rustiger verder richting Calcutta. We hadden op een treinreisje van 16 uur gerekend, maar dat was een beetje optimistisch en na 23 en een half uur kunnen we er eindelijk uit. We zijn in de oude hoofdstad van de Britten in de tijd van de raj, Calcutta. Een wereldstad van 12 miljoen inwoners met een grote haven, internationale connecties en een rijke goed opgeleide bevolking. Bij de meesten is deze stad bekend door het werk van Moeder Teresa, die bezig was bij de andere kant van de bevolking, de armsten van de armsten die wachten op hun dood en op een betere reincarnatie. Dit is ook heel mooi beschreven in het boek van Dominique Lepiere “City of joy”.
Wat wij hier zien is voornamelijk de oude Engelse gebouwen, de goed gevulde winkels en de vele eettentjes op straat in de huizen. We zijn niet zo op zoek naar de ellende van deze stad, en zitten er niet zo op te wachten. Terug in India voelen we wel gelijk weer wat ons de eerste keer verliefd maakte op dit land. Het is zo groot en divers, en anders dan in Nepal leef je hier niet naast de bevolking in een aparte groep toeristen, maar leef je met de bevolking.
Je eet in de zelfde restaurants als zij, heb heel veel contact met de Indiërs en je bent een kleine groep, zelfs in de toeristenbuurten in plaats van de meerderheid zoals in Thamel, de toeristenwijk van Kathmandu.
De eerste dag in Calcutta, en we staan al vroeg in de rij om deze plaats te verlaten. We zijn niet de enige want er staat een lange rij voor een bootkaartje naar de Andaman eilanden. We hebben nog zitten denken om de laagste klasse op de boot te nemen, maar toen we de rij zagen was het voor ons duidelijk, we nemen een hut. De eerste stonden in de rij om 5:00, en om 10:15 komt er eindelijk beweging in de rij, de kaartverkoop is begonnen. Met 4 Zwitsers hebben we voor 5 januari een hut naar een tropisch paradijs waar het nu tussen de 23 graden en 29 graden is. Na 5 maanden hard reizen gaan we naar een India waar de meeste mensen niet aan denken bij het woord India. Witte stranden, kokosnoten, witte stranden, duiken, witte stranden, een verdwaalde palmboom; we gaan eindelijk eens vakantie houden.
Arjan had het helemaal gehad op het moment dat we de boot op moesten. Hij is het helemaal zat van de onlogische handelingen van de Indiërs en van korte nachten in Calcutta. We gaan met de taxi naar de boot die ons naar de Andaman eilanden moet brengen. Na een tijd rijden komen we eindelijk in de haven bij dock nummer 3 aan. We zien een boot, maar verder geen passagiers. Even navragen bij de bewakers die ons vertellen dat we bij de verkeerde dock 3 zitten. Nog een stukje rijden en over een brug zien we eindelijk de Nicobar.
Zwaar bepakt, want we hebben veel boeken gekocht voor op het strand, gaan we richting de wachtruimte.
De wachtruimte is een grote loods waar wat stoelen in zijn gezet, maar de meeste zitten met al hun zooi opgestapeld op de grond. Een eenogige Indiër, die ons doet denken aan een piraat, is tot hoofd buitenlanders benoemd, en moet als een herder zijn schaapjes bij elkaar drijven. Hij heeft waarschijnlijk de moeilijkste taak gekregen, want deze buitenlanders doen veel, maar niet rustig op een stoel zitten.
Er niet veel buitenlanders die met de boot naar de Andaman eilanden gaan. Mensen met een beetje meer geld te besteden gaan in 2 uur met het vliegtuig. De echte backpackers (en krenten) gaan 5 dagen op een boot zitten.
Met Brigitte, een Zwitserse die samen met haar vriend Peter al 2 jaar onderweg is, gaat Arjan wat rondlopen om een foto van het schip te maken. We kijken wat en lopen naar de brug waar we al eerder overheen waren gekomen met onze taxi. Op het moment dat we een foto maken komen er net twee bewakers aan. “Waarom maken jullie een foto van de boot ?” vragen ze heel beschuldigend. We mogen geen foto’s maken, en moeten naar hun baas. Brigitte zet het op een lopen, wetende dat Indiërs haar niet zullen volgen, te veel moeite. En Arjan loop rustig naar Els om zijn fototoestel af te geven, en zijn bootticket op te halen.
Samen met een andere Zwitserse die toevallig ook een foto heeft gemaakt en die ze volgens mij voor Brigitte aanzien, moeten we meelopen naar de grote baas. Weer waarom we een foto willen maken, en ons vertellen dat dat hier niet mag. Ze vragen zijn fototoestel, maar hij blijf het spelletje spelen dat hij van nature zo goed kan. Net af hij het niet snapt zegt Arjan “Foto, geen foto.”. De Zwitserse heeft wat meer moeite met de situatie, en maakt snel al haar resterende foto’s blanco voordat ze het rolletje eruit kunnen halen.
Na me nog wat voor de domme te hebben gehouden krijgen ze door dat er bij ons geen smeergeld af te troggelen valt, en we mogen gaan. Je hoort van anderen dat ze deze spelletjes vaker spelen om aan wat extra geld te komen.
We zitten allemaal te wachten en na 2 uur moeten we ons allemaal melden voor een medische controle. Met z’n allen in de rij staan en wachten op een stempel. Bij Els vragen ze nog of ze een probleem heeft. Vreemd kijkt Els naar de vrouw terug, ze weet niet eens waarvoor ze in de rij staat, bij Arjan zetten ze gelijk een stempel op zijn ticket. Niek, een Nederlander die net achter mij loopt, maakt hier een opmerking over en ik schiet hard in de lach. De medische staf raakt gelijk in paniek, waarom moet hij zo lachen ! Is er iets mis met hem? We hoeven nog maar een half uur te wachten en alle buitenlanders moeten tegelijk aan boord. Hier en daar hoor je mensen vragen waarom wij zo laat zijn, en dat we op moeten schieten.
We voelen ons net emigranten naar Amerika in de jaren 30, met al onze bezittingen op onze rug lopen we de loopplank op naar boven. Mensen willen inhalen, en andere komen over de loopplank naar beneden. We moeten allemaal onze paspoorten inleveren die we eerst zouden terugkrijgen, en later weer niet.
We moeten nog snel eet bonnen kopen voor de komende dagen. We vragen hoe het precies werkt, maar ze kunnen alleen maar een bedrag noemen. Arjan wilt geen thee met melk ’s ochtends, maar ze kunnen alleen hetzelfde bedrag noemen. Vegetarisch eten is goedkoper dan niet vegetarisch maar we moeten toch nog steeds hetzelfde bedrag betalen. Arjan wordt hier helemaal gestoord van en kan het niet meer aan. Gillend rent hij naar zijn hut en slaapt de volgende 20 uur aan een stuk door. Els koopt toch maar de eet bonnen, we zien wel wat we krijgen.
We varen de zelfde dag nog niet uit, maar beginnen ’s nachts pas een beetje te varen. De Hooghly rivier is de laatste jaren erg aan het dichtslibben en we moeten eerst op hoog water wachten voordat we hem af kunnen varen. De volgende middag zitten we pas op volle zee. We zitten met 4 andere toeristen in een cabine met 3 stapelbedden, wat kastjes, een bureautje en een raam. De komende dagen is het alleen maar lezen, slapen, praten en yahtzee. 5 dagen lang zitten we aan boord en we komen al wat in de rustige stemming die je moet hebben voor een tropisch paradijs. Vijf dagen heb je ook de zelfde mensen om je heen, een hele bijzondere ervaring als je al 5 maanden aan het rondreizen bent. Elkaars reiservaringen en toekomstige reisideeën worden uitgewisseld en we dromen allemaal van de rust die we zullen krijgen op de eilanden.
Port Blair is de belangrijkste plaats op de Andaman eilanden. Het ligt meer dan 1000 km van het vaste land van India, naast Myanmar en Sumatra. Voor de Engelsen waren deze eilanden ideaal als gevangenis voor politieke gevangenen, of zoals ze nu in India heten de vrijheid strijders. De gevangenis staat ook in het teken van deze vrijheid strijd, maar niet geheel zoals wij die kennen uit de Film “Gandhi” of “Die nacht kwam de vrijheid” van Dominique Lepiere en Larry Collins. De grote held op deze eilanden is niet Gandhi of Nehru, maar Netaji die de eilanden in de tweede wereldoorlog vrij heeft gemaakt van de Engelsen door al jaren bezig te zijn geweest om vriendjes te worden met nazi Duitsland en Japan. De meeste Indiërs zien de onafhankelijkheidsstrijd van Netaji als een hoogtepunt in hun gevecht voor de vrijheid. Internationaal word er niet zo veel aandacht aan geschonken, want samen spelen met Nazi Duitsland en Japan geeft niet zoveel internationale bonuspunten.
De vrijheid strijders die nog leven hebben de gevangenis omgeruild voor het hotel waar wij in zitten. Ze zijn allemaal met hun vrouw, kinderen en kleinkinderen naar Port Blair gekomen om de viering van de 50ste verjaardag van de republiek van India te vieren op 26 januari 2000.
Op de gevangenis en een oude houtzagerij na is er niet zoveel te zien op deze eilanden. Maar daarvoor zijn we niet naar de Andaman eilanden gekomen. We kopen hangmatten, een kerosinebrander en een berg voedsel en we gaan naar een van de 390 eilanden. We varen drie uur naar Neil eiland, 40 minuten lopen van het dorp bestaande uit een paar winkels en een school en we voelen ons op een onbewoond eiland. Nou ja, een honderd meter verder zitten ook mensen met dat idee, maar er zitten een zooi bosjes, bomen en palmbomen tussen dus daar heb je geen last van.
Met Niek, de Brusselaar Gilles, de Canadese Donnella hebben we gezamenlijk inkopen gedaan en zitten we bij elkaar te kamperen. We hangen onze hangmatten in de bomen, zetten de kerosine branders neer en verlaten onze hangmatten alleen nog maar om wat kleine dingen in het dorp te kopen, om te koken en om te snorkelen.
We slapen in de open lucht van 19:00 tot 06:00, het is al om 5 uur donker en om 5 uur licht, en overdag liggen we ook voornamelijk in onze hangmatten te luieren.
Na 5 maanden maken we weer eens ons eigen eten, en heel veel. Custard met gebakken bananen, wentelteefjes en andere lekkere dingen maakt ons tot echte hobbits. Els is het boek “The lord of the rings” van Tolkien aan het lezen in haar hangmat, de kleine hobbits uit het boek eten 6 keer per dag en het liefst veel en lekker.
Na een week rollen we dik van al het eten naar een ander eiland om niet veel van dit leefritme te wijzigen, alleen een wijziging van achtergrond.
De eilanden hier staan heel erg bekend om zijn koraalriffen. We wilden hier eigenlijk gaan duiken, maar om een of andere mysterieuze reden is duiken in de Andaman meer dan twee keer duurder dan overal ter wereld. We huren snorkels en zien de onderwaterwereld dan maar tot 5 meter diepte. Het is ongelooflijk wat we allemaal hier zien. We hebben ons duikbrevet in Turkije in de middellandse zee gehaald, en vonden dat al spectaculair, maar het is niets in vergelijking met hier. Vissen in alle kleuren en maten van nog geen centimeter tot een halve meter in geel, groen, blauw. Het zijn te veel soorten en maten om op te noemen, maar sommige hebben we kunnen identificeren als de bulkhead parrot fish, Clownfish die in symbiose leeft met een zeeanemoon, Bat fish (volgens ons een maanvis), snapper, zeekomkommer en een klem. Deze vissen kan je iedere dag heel makkelijk zien, maar de scorpion fish, octopus, trompetvis en een zeeaal zijn weer bijzonderder beesten die we onder water hebben gezien.
Bij het snorkelen dacht Arjan zelfs een keer dat er een snorkelaar naast me zwom, maar het was een vis van anderhalve meter die op zijn gemakje aan het kijken was wat hij aan het doen was. Later komen we nog grote scholen van deze vissen tegen, en dat op nog geen meter diepte. De topper van het snorkelen is de reuzenschildpad die iets meer dan een meter onder Arjan zwom, heel groot beest die na een paar minuten pas weer weg zwom.
Ondanks alle mooie beesten, viel Arjan toch het meest voor de heremietkreeftjes, honderden kreeftjes in allemaal andere schelpen. Arjan zat er steeds mee te spelen en was zwaar beledigd toen er 1 zo slim was in zijn vingers te knijpen met zijn schaar.
Gilles probeerde met een haak en draad een vis te vangen, maar na een dag hebben we maar vis op de markt gekocht. Tijdens het snorkelen zien we een lijn in het water en Arjan volgt het. Een school vissen zwemt weg, en een vis blijkt aan het draadje te zitten en vecht voor zijn leven, en de draad breekt. De vis verschuilt zich in het koraal, maar Arjan kan hem met de draad binnenhalen. Zonder dat Arjan het wil heeft hij een vis gevangen. Niet wetend wat hij verder met het beest moet doen roep hij naar Niek. Niek gebaart naar de kant brengen en opeten. Over het strand loopt Arjan met zijn vis aan de lijn, ernaar kijkend van “ach zielig visje, ik heb het zo niet bedoeld”. En hij wordt met de andere vissen die dag meegebakken op een kampvuur.
Bij aankomst op de Andaman eilanden krijg je een stempel in je paspoort waarop ze kunnen zien dat je niet langer dan 30 dagen op de eilanden blijft. Zonder deze stempel zou niemand meer weggaan van zijn strandje. Ook wij moeten dus weer op weg naar vaste land van India.
Terug op de boot wordt het zonnedek voor cabin-class overgenomen door de goedkopere bunk-class westerlingen die allemaal in bezit zijn van een hangmat. Op de heenweg waren alleen Gilles en Donnella in hun hangmatten te zien, maar nu hangen er 20 op het hele deck. De kapitein roept een paar keer om dat alle hangmatten naar beneden moeten, en een bemanningslid kom bij Arjan langs om het nog eens te zeggen. Arjan doet maar net of hij geen Engels spreekt, en de bootsman gaat naar de volgende. Die zegt dat hij een P&O kapitein is, en heeft een heel goed verhaal klaar. Wij liggen hier omdat het een gore zooi beneden is, en dat het de verantwoordelijkheid is van de kapitein dat alles leefbaar is voor ons. We horen er niets meer over.
Alle hangmatters op het zonnedek bij elkaar hebben een soort van hippie stijl van leven. Er word Yoga gedaan in het lege zwembad, en ik doe mee met jongleren. Een Engelse die gek is op zingen zingt op haar verjaardag met iedereen en voor iedereen in haar glitterjurk, en het is allemaal een erg makkelijk leven. De meeste reizen een lange tijd en gaan alle bekende sites af, en zijn de rest van de reis op de stranden en in de backpackers restaurants te vinden, blowen zich suf en eten westers eten. Dit leven is makkelijk, goedkoop en leuk, maar wij willen iets anders.
We hebben er al meer over zitten denken. We weten niets over motoronderhoud, en India is niet het veiligste land om te rijden. Uiteindelijk hakken we een knoop door om een langgekoesterde droom in vervulling te brengen. We gaan een Enfield 500 kopen. Deze zeer klassieke motor is een zwaar bakbeest in India en straalt alles uit van een klassieke motor. Met een motor kun je wegkomen van de toeristenoorden als je dat wilt en echt meemaken hoe het in de dorpen is. Veel Indiërs hebben een heel negatief beeld van de westerlingen dat niet altijd ten onrechte is als je ziet hoe veel backpackers met zichzelf bezig zijn, en geen respect tonen voor deze cultuur. Wij verwachten dat dit in de kleinere plaatsjes anders is.
We komen met de boot in Chennai (Madras) aan een gaan gelijk op zoek naar de dealers. Chennai is de plaats waar de Enfields gemaakt worden, maar we kunnen jammer genoeg niet bij de fabriek langs. We zijn heel erg enthousiast over onze wijziging van plan, maar het is ook een beetje eng. Het hele reizen zal vanaf nu anders gaan. Arjan gaat met Niek, Els ligt met koppijn te pitten, naar een dealer die de nieuwste motoren laat zien, en bij alle kritische vragen over de motor weet hij te antwoorden dat ieder probleem verholpen is. De volgende dag gaan we samen naar een andere dealer waar we veel meer vertrouwen in krijgen. Ze hadden geen Enfield 500cc staan, en het duurde een week voordat hij geleverd zal worden. Een beetje sneu kijken we en we vragen nog wat dingen over de motor, maar we willen geen week wachten. We vragen of hij ook een export model kan regelen als hij de motor toch bij de fabriek moet bestellen waarop hij zeg, “O een export model, maar die heb ik wel”. Drie motoren staan in de garage op een rijtje te wachten om geëxporteerd te worden, en we zijn beide gelijk verliefd op de rode. Het enige verschil met een export model en de Indiase versie is dat rem aan de linker kant zit, in plaats van aan de Indiase rechter kant. We kunnen de volgende dag langs het Nederlandse consulaat gaan om een bewijs van Nederlanderschap of zo te laten maken, en alles wordt verder geregeld. Verder nog vier pasfoto’s, een zooi handtekeningen en even wachten. Na een paar dagen hebben we van Chennai nog niets gezien, want we zijn alleen nog maar met de motor bezig geweest. Helmen zijn in India niet overal verplicht. De meeste Indiërs zijn er helemaal op tegen. In sommige staten hebben ze al ingevoerd dat de bestuurder een helm moet dragen, en achterop zit dan een vrouw zonder helm in amazonezit. Ze zijn zuiniger op hun kapsel dan op hun leven. Wij kopen allebei natuurlijk wel een Indiase kwaliteit helm, alhoewel we twijfels hebben of de helm ons zou beschermen bij een aanraking met iets steviger dan een vlieg. Verder kopen we hele mooie rekken, roestvrijstalen koffers en val beugels. We krijgen ook nog een motor onderhoud cursus, dat bestaat uit een middagje meekijken met de monteur, want we weten beiden niets van motoronderhoud. Na precies een half jaar op reis gaan we verder met een Enfield.
Galerij niet gevonden.