Nadat we nog maar een echte fietsdag hebben gehad, beginnen we nu met een herstart. We zitten nu aan de oostkant van Maleisië en als we alle verhalen mogen geloven is dit de rustige en mooie kant. We rijden naar het noorden over een weg door het oerwoud. Er is bijna geen verkeer, we rijden over smalle weggetjes door dorpjes en genieten want dit is wat we hoopten te vinden. De wegen staan nog steeds niet op de GPS-kaart, maar we kunnen wel zien waar we zijn ten opzichte van de zee en de grote wegen. Zo weten we dat we in ieder geval de goede kant uitgaan. Ieder dag gaat het beter met Simeon op de fiets. We hebben iedere dag een strak schema. De wekker gaat een half uur voor zonsopkomst. In een kwartier zijn we helemaal ingepakt. We zouden dan nog een kwartier hebben om te eten om dan in de koele ochtend op pad te kunnen. Het duurt alleen drie kwartier voordat we Simeon zo ver hebben dat hij zijn bed uit wil en op de fiets wil zitten. De fietsafstand is niet het probleem voor Simeon, maar de tijd dat hij op de fiets moet zitten. Als de zon feller wordt en het warm begint te worden beginnen de ogen dichter te raken, en wordt hij steeds slaperiger. Tijdens het fietsen heeft Simeon hele verhalen, en als de verhalen minder worden weten we dat we echt weer een nieuw hotel moeten gaan zoeken. Na de idyllische eerste dag rijden we over de wat drukkere autoweg 3. Door de drukte hebben we veel meer moeite om Simeon goed te verstaan en we moeten daarom ook regelmatig vragen of hij het even later nog eens wil vertellen. We proberen hem lekker actief te houden door te vertellen dat hij goed mee moet trappen. En we zijn met hem op zoek gaan naar de apen die we langs de weg kunnen zien spelen. Simeon heeft ook zijn dingen om Arjan goed bezig te houden. “3….2…..3…. Hobbelweg” hoort Arjan achter zich roepen, en dan moet hij van Simeon naast de weg gaan rijden rijden over de kiezels en de gaten in de droge aarde. Volgens Simeon gaan het daar veel sneller, maar dat lijkt alleen zo door het gehobbel. Ook is Simeon een goede trainer voor het komende wielerseizoen. “3..3..4.. Hard rijden” en even later “3..3..0.. Zacht rijden” zo worden de interval trainingen gedaan. Als Els maar even voor Simeon rijdt moet er gelijk harder door Arjan gereden worden zodat zij dan weer op kop rijden. Aan het einde van de rit houden we Simeon alert door hem te laten zoeken naar speeltuinen of naar de volgende plek waar ze ijsjes verkopen. Meestal zijn we voor twaalven in het volgende hotel. Dan hebben we lekker de tijd om te gaan eten, en staan al onze spullen droog voor de eventuele middag stortregens. Alhoewel de afstanden niet heel lang zijn is het fietsen is best inspannend doordat we constant met Simeon bezig zijn.
Wat ben je aan het denken? Simeon “Ik ben aan het denken hoe het volgende hotel er uit gaat zien” En wat voor hotel vind je het leukst? “Dat weet ik nog niet”. Als we dan bij het Chief’s resthouse in Pekan binnenkomst roept Simeon gelijk uit “Dit hotel is groter dan dat ik dacht!” Het is ook een prachtig koloniaal brits gebouw uit 1929 met houten vloeren, hoog plafond, ruime kamers, schoon en een living waar we lekker kunnen zitten.
De hotels zijn heel wisselend van kwaliteit. Wij eisen niet zoveel van een hotel, maar we moeten in ieder geval onder de dekens durven liggen zonder het gevoel te hebben dat de dekens uit zichzelf bewegen. Doordat we maar beperkte afstanden kunnen afleggen zijn we meestal al blij als er in een dorp een hotel is. Als we in het Nenasi motel aankomen wordt ons al gelijk verteld dat de kamers 40 zijn ipv 70. Deze gulle korting klinkt goed maar geeft ook zijn bedenkingen. Els inspecteert de vier-persoons kamer, en vraag om een schone kamer. Als Els die kamer heeft bekeken vindt ze dat die kamer wel voldoet, maar dat die kamer wel gelijk schoongemaakt zal worden. We zien dat het schoonmaken zo klaar is, want volgens de schoonmaakster voldoet een emmer water door de badkamer gooien. Wij zeggen dat we wel even verder gaan kijken, maar er is verder niets in Nenasi. We hebben nog een hoop dat we in een chalet aan zee kunnen slapen, maar in eerste instantie kunnen we niemand vinden, en bij nog wat navraag blijkt het helemaal vol te zitten met werklui. Even later zijn we weer in het Nenasi motel, we weten dat we maar een nacht daar hoeven te slapen en dat we op tijd gewekt zullen worden door onze dekens.
De werklui zijn in Nenasi om vogelhuisjes te maken. Overal zie je in het landschap de grote 3 verdiepingen flats zonder ramen en met alleen wat gaatjes in de muren. Iedereen probeert hier rijk te worden aan de vogelnestjes van de zwarte zwaluw die 1000 tot 3000 euro per kilogram opleveren als Chinese delicatesse.
Zelfs in de kleinste dorpen zijn er verschillende bevolkingsgroepen die naast elkaar leven. Ze leven volgens mij echt naast elkaar en niet met elkaar. Ondanks de wens van het project Maleisia ONE om niet meer te hoeven spreken over de verschillende bevolkingsgroepen, maar dat je kunt spreken over de maileiser blijven de groepen door geloof en afkomst na generaties nog gescheiden. De verschillende bevolking groepen zorgen voor ons voor een fijne afwisseling in de keuze van restaurantjes. Doordat ons Maleisisch niet verder reikt tot een paar woorden die we verkeerd uitspreken hebben we de grootste moeite om iets te bestellen. In een chinees restaurant waar ze geen menu kaart hebben bestellen we voor de zoveelste keer maar weer nasi goreng, maar het lukt ons niet om nog wat extra gerechten te bestellen. We roepen de bijgerechten waar we meestal op uitkomen, maar we worden alleen maar vager aangekeken. Als we onze overheerlijke nasi hebben gekregen, en in ieder geval blij zijn dat dat is aangekomen komt een groep van zes Chinezen binnen het restaurant binnen. Zij zijn heel druk bezig met bestellen en we willen eigenlijk niet weg voordat we zie wat voor lekkers zij allemaal hier besteld hebben, en wat wij mislopen. Een kwartier later zitten ze alle zes aan de nasi, precies zoals wij alleen dan met een gebakken ei erbij.
De meeste Chinese restaurants hebben veel meer Chinese gerechten op het menu staan. Het voelt toch wat vreemd om in dit islamitische land zoet-zuur varken te eten, maar het smaakt wel fantastisch. Als we het chinees weer eens zat zijn hebben we soms het geluk dat een dorp een Indiase gemeenschap heeft. We eten ons weer vol met kip-biriani, naan, roti en kip-tandoori. We worden helemaal blij als ze van oorsprong uit zuid India komen want dan hebben ze meestal ook dosa. We weten niet waar we een dosa in Nederland kunnen kopen, en laten hier dan ook geen mogelijkheid aan ons voorbijgaan om dit te eten. De vadai is nog wel het meest te koop. Dit is een indiase snackbal die hier geplet wordt en overgoten wordt met hete pindasaus. De thaise invoed is dat je overal wel TomYam kunt eten. Dit is een hele lekkere zeevruchten soep met citroengras maar vaak zelfs voor de vuurvreter Arjan veel te heet. Voor onze durian liefde zijn we precies in het goede seizoen. Juli en augustus is namelijk durian seizoen en overal kan je de grote stekelige vruchten kopen. Als Arjan weer met de fiets naar een groenteboer gaat voor een durian, komt hij een uur later helemaal vol terug. Er moet altijd eerst wat geproefd worden, waarbij de verkopers niet alleen kunnen zien of de durian goed is, maar ook of die gekke blanke op die fiets echt wel weet wat hij koopt. Als het gezicht van de goddelijke smaak gaat glunderen geven ze nog een stukje, en nog een stukje totdat er echt niets meer bij kan.
Onderweg zijn we een bijzondere optocht. Voorop rijdt Arjan met Simeon aan zijn fiets vast, en daarachter nog die merkwaardige ligfiets. Er wordt getoeterd, langzamer gereden om goed te kijken, wat geroepen en dan gaan ze weer verder. We worden verder wel helemaal met rust gelaten. De maleisiers vinden het leuk om even met ons te praten, maar ze zijn helemaal niet opdringerig en vinden wat er ook gebeurt allemaal wel best. Deze houding is heel handig omdat je in een hotel makkelijk kunt vragen of er nog meer hotels zijn. Er worden geen verhalen opgehouden dat ze de enige zijn, ze vertellen precies waar de andere hotels te vinden zijn. De andere kant van deze houding is dat je merkt dat er ook helemaal geen gedrevenheid in de mensen zit.
Vanuit Pekan gaan we met de bus naar Taman Negara, het nationale park in het midden van het land. Het zou minstens een week duren als we daar naartoe zouden fietsen met onze dag afstanden. De busrit is saai en lang. In Jerantut worden we gevangen door de tourtjes-maffia, waar we de boot boeken naar het nationale park. “Daar moeten jullie je tassen neerzetten, en dan moeten jullie daar je permits halen voor je camera.”. We worden al gelijk helemaal kriegel van het betuttelende. De anderen volgen braaf de aanwijzingen op en leggen hun tassen in een liftje dat de tassen naar de boot brengt. Als we allemaal in de boot zitten kan iedereen gelijk weer de boot uit, want de tassen moeten nog uit het liftje gehaald worden, twee trappen hoger. Ik kan lekker blijven liggen met mijn tas al lang naast me. Reizen met Simeon heeft nu grote voordelen. Simeon reist voor de halve prijs mee, en daardoor zit Els ruim naast Simeon, en ik heb twee stoeltjes voor mij alleen omdat bijna iedereen als stelletje reist. Op een longboat varen we drie uur lang door het oerwoud. Boom na boom na boom en op een varaan, een varken en wat buffels na zijn er geen wilde dieren te zien. Het is een hele relaxte trip met een hoog meditatief gehalte.
Het hoogtepunt in Taman Negara is de Canopy walkway, oftewel de wiebelbruggen in het bladerdak van het oerwoud. Van boom naar boom hangen de bruggen waarvan het loopvlak niet breder is dan 30 centimeter. Bij iedere stap gaat het loopvlak heen en weer en dat op een hoogte van 40 meter. Voor deze tocht hadden we carabiners en touw meegenomen om Simeon mee te zekeren. Dit bleek geheel overbodig want de bruggen zijn in goede staat en Simeon loopt los zonder enige vrees alsof hij op de grond loopt.
We gaan verder over de paden door het oerwoud. De populaire stukken zijn heel druk. We gaan steil omhoog naar een uitkijkpunt, Simeon is moe en bedenkt op mijn nek hoe je nou makkelijker omhoog kunt gaan, en maakt er ´s avonds met mama een tekening van. Zoals hij het noemt een werktekening van een roltrap met bedden, zodat we niet hoeven te zweten om boven te komen. Als je een iets andere route pakt loop je een uur om anderhalve kilometer af te leggen zonder iemand te zien. Simeon kijkt een kwartier naar een boom die zwart ziet van de mieren en dan kijken wat er gebeurt als je hun route verspert. En na al het gezweet lekker zwemmen in de rivier.
Ramadan is begonnen en dat drukt wel een stempel op de sfeer in het dorp. De drijvende restaurants op de rivier zijn grotendeels gesloten waardoor de enkele die open is overvol is tijdens etenstijd. Onze oplossing hiervoor is op de meest onlogische tijden eten. We vinden hier niet zoveel sfeer hangen en gaan vervroegd weer terug naar ons prachtige hotel in Pekan.
We reizen verder met de fiets richting Kuantan. We hadden al gezien dat de autoweg 3 hier een echte autosnelweg was, dus nemen we de lange route langs de zee. Gelukkig is dit ook een hele mooie route met weinig verkeer en onderweg koeien, geiten, schapen en apen op de weg, en een famillie otter in een sloot langs de weg. In drie dagen jungle hebben we niet zoveel dieren gezien als op deze dag. Het strand waar we langsfietsen wordt ook steeds mooier, en er is niemand te bekennen. Met Simeon in de branding spelen en heremiet kreeftjes van verschillende grootte vangen en vertellen hoe ze leven , en dit alles op een spierwit strand dat zo ver reikt als we kunnen kijken met daarop niemand te bekennen. Deze rust is zalig, behalve als je toch weer wat wilt eten. We zitten in een huisje met een grote tuin, en het restaurantje een stuk verderop aan de kant van de weg zou tussen 2 en 7 uur open zijn. Als we hongerig aankomen om 6 uur zijn ze inderdaad open, maar ze hebben geen eten want het is ramadan. We eten dan maar noedelsoep in ons hotel en koekjes als desert.
De verbodsborden vind Simeon prachtig in dit land. Er zijn ook genoeg borden. Zelfs bij een flauwe bocht staan grote borden met grote letters die schreeuwen “Awas” en grote pijlen in overvloed. Iedere keer als we een bord met verboden zien moeten we hem met Simeon bespreken. Wat erg vreemd is is dat er wettelijke verboden zijn voor bepaalde bevolkingsgroepen. Alcohol verkopen of consumeren is alleen voor moslims verboden, en ze kunnen tot 2 jaar cel daarvoor krijgen. Arjan word weer vreemd aangekeken dat hij geen bier wil als we gaan eten.
Reizen met Simeon is heel anders dan reizen met z´n twee. Een kind van net vier kan niet even nog doorzetten, als ie moe is valt ie in slaap, en daar kan hij niets tegen doen. Doordat we beperkt zijn in reisafstand zijn we gedwongen te overnachten in plaatsen waar je anders voorbij zou rijden , en dat geeft toch altijd wel interessante belevenissen. Iedere dag heel de dag samen met Simeon is ook iets nieuws. We maken hem veel meer mee, en horen ook veel meer waar hij mee bezig is. “Soms heb ik betere dingen bedacht als ik droom dan als ik hard nadenk” wordt even tijdens het fietsen gefilosofeerd. We merken ook dat 50 kilometer op de fiets zitten vermoeiend is, en als het daarbij ook nog warm is kan Simeon niet meer wakker blijven als we in het hotel aankomen. Alle DVD´s van Barbapappa worden keer op keer bekeken als rustmoment. Simeon wordt ook steeds gretiger naar informatie. We hebben een pre-school wetenschap werkboek gekocht die we helemaal doorlopen, en samen doen we proefjes met drijven en zinken.
“Deze deken, is die van Mark?” Nee. “Komt ie uit de fabriek.” Ja. “Dan moet ie van plastic zijn.” Zijn prachtige beredeneringen.
“In Maleisië hebben ze palmbomen. Ik weet niet wat voor soort bomen ze in Thailand hebben, want daar ben ik nog niet geweest”. Als we geen internetverbinding hebben worden toch de Skype gesprekken door Simeon met zijn neven Mark en Olav gevoerd. “Jij bent Olav, en dan ben jij Mark en dat praten we met Skype!” Als we dan weer eens echt Skype verbinding hebben met Olav en Mark dat is Simeon zo door het dolle dat er niet meer uit komt dan “Broodje poep!” Simeon wil wel erg graag alles aan Mark laten zien waar we zijn “De volgende keer als we weer naar Thailand en Maleisië gaan dan gaan we met Mark en Olav en dan nemen we minder spullen mee. Wel de tassen en de verrekijker. En dan gaan we naar de zelfde plekken waar we nu geweest zijn. En dan kopen we allemaal dingen.”
Simeon wat kijk je boos. “Ik ben boos op de auto’s. Die rijden zo hard. Ik piew ze allemaal weg.” Auto’s en vrachtauto’s scheuren de afgelopen dertig kilometer ons voorbij. We rijden wel veilig op een vluchtstrook maar er is niets op deze dag dat we leuk vinden op de fiets. Als compensatiedrang krijgt Simeon nog een kitkat en een ijsje. We worden het een steeds zatter dat de wegen hier heel erg druk zijn. We willen gaan liften om een stuk over te slaan maar dat is hier lastiger dan we gedacht hadden. De cabines van de mini-trucks met laadbak zitten meestal al vol met 3 mensen. Een land dat al zo lastig doet over het bezit van een beetje canabis doet gelukkig iets minder minder moeilijk over mensen in laadbakken meenemen, er staat gelukkig niet de doodstraf op, maar er wordt wel op gecontroleerd. De route van Sungai Karang naar Kampong Cherating loopt ook een stuk langs petrochemische industrie, met veel bouwverkeer en bouwprojecten. En er zijn hier geen alternatieven voor de pas verbrede wegen. Er loopt een hoofdweg en daaraan zit nu en dan een zijpad dat bij het strand doodloopt. Als we Cerating binnenrijden zijn we wel gelijk wat vrolijker, we hebben een hutje gelijk aan het strand met een heel groot stuk afgeschermde zee van een halve meter diep. En als je kind weer blij is ben je zelf ook blij, wordt er altijd gezegd.
We gaan met een tourtje mee om schildpadden te bekijken. Weer vaag wachten bij een reisbureautje. En dan komt een vol busje voorbij rijden. En er wordt nog een chauffeur geregeld zodat wij die bus met een personenwagen kunnen volgen naar een strand vijftien kilometer verderop. Het voelt als een paar vrijbuiters die de schildpadden uitbuiten, maar dat blijkt helemaal niet het geval te zijn. Er zijn vier groene schildpadden aan land gekomen, en die zijn door de schildpadden bescherming gespot. In kleine groepjes kunnen we de hele grote schildpadden van dichtbij bekijken die het te druk hebben met eieren leggen, en zolang wij rustig zijn gaat zij lekker door. Iedere tien dagen worden er door de zelfde schildpad zo´n honderd eieren gelegd. Deze worden dan weer opgegraven om in een beschermd gebied weer onder de grond te verdwijnen. Anderhalve tot twee maanden later worden komen de babyschilpadjes er dan uit, en die worden dan weer uitgezet op het strand waar ze vandaan komen. Ieder krijgt twee schilpadjes om ze uit te zetten, en ze aan te moedigen om de laatste tien meter over het strand te lopen op weg naar de zee. Twee promiel red het maar van deze schilpadjes, en dat worden natuurlijk de onze. We geven ze allemaal een naam, en Simeon kiest de naam Schippie dat volgens hem “groot en sterk worden” betekent. En zo gaat schippie 1, 2, 3, 4 de zee in om over twintig jaar hopelijk weer op het zelfde strand terug te komen. De volgende dag speelt Simeon dat Schippie even op het strand langskomt als hij een zandkasteel aan het maken is.
De komende dagen hadden er zo uit kunnen zien. 5 dagen ieder dag tussen de 30 en 40 kilometer langs de highway 3. Voorbijrazende autos en vrachtwagens zorgen ervoor dat ik Simeon niet kan verstaan. Ieder dag zijn we blij als we aan het einde van de rit een vaag hotel kunnen vinden, of in een te duur 4 sterren resort de nacht doorbrengen. Soms zijn we blij dat er even een brommerstrook langs de weg loopt, maar dat is meestal maar een paar kilometer en dan moeten we weer direct naast de autos. De grasstroken in de middenberm worden schoongehouden door opruimploegen en ze zien eruit als golfvelden. Er rijdt nog een brommer rond die de verdwaalde papiertjes opruimt. Als we even van de 3 afkunnen zien we de gedumpte rotzooi weer langs de weg liggen. Olie rafinaderijen kilometers achter elkaar in branderige open gebieden, en aan de kant van de weg tientallen eetstalletjes op een rij die allemaal verlaten zijn want het is Ramadam. Dichterbij Marang wordt het alweer leuker, de bomen staan dichter bij de weg en resorts staan aan de zee. In plaats van 5 dagen met de fiets doen we het in 4 uur met het minibusje van Nasir. Vandaag even geen ramadam voor hem, en wij zijn blij dat de chauffeur gewoon drinkt en eet als hij ons rijdt. De fietsen staan de komende dagen in een klein kantoortje van de rastafari speedboot overtocht verkoper. De speedboot vaart het strand op en we springen op het prachtig witte zandstrand van Pulau Kapas. Ons hotel is een traditioneel longhouse aan het strand, en gelijk in het water is wat koraal waar we Nemo vinden in zijn zee anemoon. In het midden van het longhouse is een grote dorm, maar iedereen zit in de kleine kamertjes aande buitenkant. Een groot terras waar we lekker in een hangmat hangen, en Simeon loopt vrij rond. Als hij van het strand af komt pakt hij zelf een emmer water om zijn voeten mee zandvrij te maken en gaat het gebouw in. De mensen van het hotel zijn alleen iets te relaxed om wat te doen op de dag. Als we eten bestellen duurt het minstens een uur voordat het klaar is. Ze hebben meer de insteek dat ze zelf ook op vakantie zijn, en als ze zelf even tijd hebben willen ze wel wat doen. De meesten eten dan ook bij een van de andere restaurantjes op het eiland. Zelfs om Nemo in het echt te zien wil Simeon zijn duikbril niet meer op doen “Ik zie Nemo wel op de foto, anders zwemt ie weg.” Na een paar keer meezwemmen wil Simeon opeens wel onder water. “Mama! Mama! Ik zie Nemo!” en Simeon is niet meer het water uit te krijgen. Hij probeert zich zelf zwemmen te leren en wil grote “Open en dichtschelpen” dicht zien gaan, en vind christmastrees pesten zo leuk als ze zich intrekken. Als Simeon ook nog Storm, een Nederlandse jongetje, tegenkomt om mee te spelen wil hij eigenlijk niet meer weg.
We worden wakker en denken ach we blijven gewoon nog een dag. Maar de dag erna gaan we toch echt weer met de speedboot terug naar Marang. Onze fietsen staan er nog en we kunnen weer verder naar het noorden.